Gerechtshof Arnhem, 28-05-2008, BD2736, 24-001187-07
Gerechtshof Arnhem, 28-05-2008, BD2736, 24-001187-07
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 28 mei 2008
- Datum publicatie
- 29 mei 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BD2736
- Zaaknummer
- 24-001187-07
Inhoudsindicatie
Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg [..] blijkt dat de verdachte zich naar het oordeel van de politierechter tijdens het requisitoir van de officier van justitie zodanig 'recalcitrant en onbeschoft' heeft opgesteld, dat een normale behandeling van de zaak niet meer mogelijk was. De politierechter heeft de verdachte hierop gelast de zaal te verlaten. Hieraan heeft de verdachte gehoor gegeven. Nu niet anders blijkt, gaat het hof er op grond van de bewoordingen van het proces-verbaal vanuit dat de verdachte de zaal heeft verlaten vóórdat het requisitoir van de officier van justitie was afgerond en dat de afronding van het requisitoir derhalve buiten de aanwezigheid van de verdachte heeft plaatsgevonden. Direct hierop volgend heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting gesloten verklaard en mondeling vonnis gewezen. Verdachte heeft aldus geen gelegenheid gehad om in het kader van zijn verdediging te reageren op het requisitoir en heeft bovendien geen gebruik kunnen maken van zijn recht om als laatste te spreken. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt niet dat de politierechter de verdachte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 273, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, voorafgaand aan diens verwijdering uit de zittingszaal heeft gewaarschuwd omtrent de mogelijke gevolgen van zijn ordeverstorende gedrag. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat de verdachte, die niet door een raadsman werd bijgestaan, ná het requisitoir van de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld om zonder ordeverstoringen bij de verdere behandeling van de zaak aanwezig te zijn en het woord te voeren. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit niet is gebeurd. In artikel 6, derde lid, aanhef en onder c, van het EVRM wordt onder meer bepaald dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht heeft zichzelf te verdedigen. Doordat ervan moet worden uitgegaan dat de verdachte na afloop van het requisitoir van de officier van justitie niet in de gelegenheid is gesteld terug te keren in de zittingszaal teneinde zijn verdediging te voeren, is dit recht geschonden. De politierechter had na afloop van het requisitoir van de officier van justitie dienen na te gaan of de verdachte, binnen de door de politierechter te bepalen grenzen van de orde op de terechtzitting, in staat en bereid zou zijn de verdediging te voeren. Dat dit niet is gebeurd, klemt te meer nu er bovendien van moet worden uitgegaan dat de verdachte niet gewaarschuwd is dat hij uit de zaal verwijderd zou worden indien hij zijn ordeverstorende gedrag niet zou staken. De verdachte heeft zich aldus geen rekenschap kunnen geven van de mogelijke consequenties van zijn gedrag en heeft zijn gedrag hier niet op aan kunnen passen. Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet is verschenen, terwijl de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon is betekend, zal het hof het vonnis, gelet op de ernst van voormelde schending, vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechter in eerste aanleg.
Uitspraak
Parketnummer: 24-001187-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-461398-06
Arrest van 28 mei 2008 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, enkelvoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de zaak zal terugwijzen naar de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad.
De beslissing op het hoger beroep
Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg op 3 mei 2007 blijkt dat de verdachte zich naar het oordeel van de politierechter tijdens het requisitoir van de officier van justitie zodanig 'recalcitrant en onbeschoft' heeft opgesteld, dat een normale behandeling van de zaak niet meer mogelijk was. De politierechter heeft de verdachte hierop gelast de zaal te verlaten. Hieraan heeft de verdachte gehoor gegeven. Nu niet anders blijkt, gaat het hof er op grond van de bewoordingen van het proces-verbaal vanuit dat de verdachte de zaal heeft verlaten vóórdat het requisitoir van de officier van justitie was afgerond en dat de afronding van het requisitoir derhalve buiten de aanwezigheid van de verdachte heeft plaatsgevonden. Direct hierop volgend heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting gesloten verklaard en mondeling vonnis gewezen. Verdachte heeft aldus geen gelegenheid gehad om in het kader van zijn verdediging te reageren op het requisitoir en heeft bovendien geen gebruik kunnen maken van zijn recht om als laatste te spreken.
Uit voornoemd proces-verbaal blijkt niet dat de politierechter de verdachte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 273, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, voorafgaand aan diens verwijdering uit de zittingszaal heeft gewaarschuwd omtrent de mogelijke gevolgen van zijn ordeverstorende gedrag. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat de verdachte, die niet door een raadsman werd bijgestaan, ná het requisitoir van de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld om zonder ordeverstoringen bij de verdere behandeling van de zaak aanwezig te zijn en het woord te voeren. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit niet is gebeurd.
In artikel 6, derde lid, aanhef en onder c, van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) wordt onder meer bepaald dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht heeft zichzelf te verdedigen. Doordat ervan moet worden uitgegaan dat de verdachte na afloop van het requisitoir van de officier van justitie niet in de gelegenheid is gesteld terug te keren in de zittingszaal teneinde zijn verdediging te voeren, is dit recht geschonden. De politierechter had na afloop van het requisitoir van de officier van justitie dienen na te gaan of de verdachte, binnen de door de politierechter te bepalen grenzen van de orde op de terechtzitting, in staat en bereid zou zijn de verdediging te voeren. Dat dit niet is gebeurd, klemt te meer nu er bovendien van moet worden uitgegaan dat de verdachte niet gewaarschuwd is dat hij uit de zaal verwijderd zou worden indien hij zijn ordeverstorende gedrag niet zou staken. De verdachte heeft zich aldus geen rekenschap kunnen geven van de mogelijke consequenties van zijn gedrag en heeft zijn gedrag hier niet op aan kunnen passen.
Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet is verschenen, terwijl de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon is betekend, zal het hof het vonnis, gelet op de ernst van voormelde schending, vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechter in eerste aanleg.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.H.A. Fransen, in tegenwoordigheid van
E. Hoekstra als griffier.