Gerechtshof Den Haag, 30-03-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:840, K16\0621
Gerechtshof Den Haag, 30-03-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:840, K16\0621
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 maart 2017
- Datum publicatie
- 30 maart 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:840
- Zaaknummer
- K16\0621
Inhoudsindicatie
Geen extra vervolging in strafzaak over dood arrestant
Het verzoek om 3 agenten strafrechtelijk te vervolgen en 2 agenten uitgebreider, voor meer strafbare feiten, te vervolgen voor de dood van een arrestant is afgewezen. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag bepaald in een zogenoemde artikel 12 Sv procedure.
Uitspraak
BESCHIKKING
gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager E],
minderjarige klager,
en zijn wettelijk vertegenwoordiger, zijn moeder:
[klaagster F],
klaagster,
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van hun raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
1 Het beklag
Het klaagschrift is op 14 december 2016 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officieren van justitie te Den Haag om politiefunctionarissen, in het onderhavige geanonimiseerde dossier aangeduid als DH03, DH04 en DH05, beklaagden, niet te vervolgen ter zake van een geweldsincident op 27 juni 2015 ten gevolge waarvan [M.H.] (verder: [M.H.]) op 28 juni 2015 is overleden, te weten doodslag (artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr)), (zware) mishandeling de dood ten gevolge hebbend (artikel 300-303 Sr), dan wel dood door schuld (307-309 Sr), alsmede ter zake van iemand in hulpeloze toestand brengen en laten, strafbaar gesteld op grond van artikel 255 Sr, dit in verband met artikel 3 van de Politiewet en artikel 24 lid 2 van de Ambtsinstructie.
Tijdens de behandeling in raadkamer is het beklag aangevuld, in zoverre dat het ook is gericht tegen de beslissing van de officieren van justitie te Den Haag om politiefunctionarissen, in het onderhavige geanonimiseerde dossier aangeduid als DH01 en DH02, beklaagden, niet te vervolgen ter zake van iemand in hulpeloze toestand brengen en laten c.q. verlating van hulpbehoevenden (artikel 255 Sr) en het nalaten hulp te verlenen (artikel 450 Sr).
2 Het verslag van de advocaat-generaal
Bij verslag van 14 februari 2017 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.
3 De stukken betreffende het beklag
Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte (geanonimiseerde) processen-verbaal in het onderzoek genummerd 20150055, van een dvd met een videocompilatie met betrekking tot het incident en van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Den Haag d.d. van 24 januari 2016 (het hof begrijpt: 2017).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- de verhoren van DH01 en DH02 bij de rechter-commissaris op 14 en 16 februari 2017;
- een aanvullend proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] op 14 februari 2017;
- de stukken die zien op de tuchtrechtelijke procedures tegen DH01 en DH02;
- een brief d.d. 13 februari 2017 van mr. E. Benhaim, advocaat van beklaagde DH05, mede namens de raadslieden van beklaagden DH01, DH02, DH03 en DH04;
- de processen-verbaal van de rechtbank Den Haag betreffende de zitting op 20 februari 2017 in de strafzaken tegen DH01 en DH02;
- een brief d.d. 24 februari 2017 van mr. Korver (met bijlagen);
- een brief d.d. 1 maart 2017 van mr. Harteveld;
- een brief d.d. 3 maart 2017 van mr. Harteveld;
- een brief d.d. 7 maart 2017 van de advocaat-generaal;
- het schriftelijke standpunt omtrent het beklag ex artikel 12 Sv inzake DH01 en DH02 van mrs. De Sitter en Kelder;
- het schriftelijke standpunt omtrent het beklag ex artikel 12 Sv inzake DH03, DH04 en DH05 van mrs. Van der Hut, Van Strien en Ten Doesschate;
- een schriftelijke verklaring van beklaagde DH05;
- de pleitaantekeningen van mr. Korver, met bijlagen;
- een brief per e-mail van mr. Korver aan de officieren van justitie d.d. 28 september 2016;
- een e-mail van de officier van justitie aan mr. Korver d.d. 29 september 2016;
- een ontvangstbevestiging d.d. 23 december 2016 van het namens klagers door mr. Korver bij het gerechtshof Amsterdam ingediende beklag;
- een aangifte d.d. 11 januari 2016 ter zake van meineed en valsheid in geschrift ingediend door mrs. Korver en Harteveld, namens klagers [klaagster A], [klaagster D] en [klager C];
- een brief van de officier van justitie aan mr. Korver d.d. 10 november 2016, zijnde een sepotbeslissing met betrekking tot de aangifte namens klagers van 11 januari 2016;
- de pleitaantekeningen van mr. Roethof;
- een e-mail van de advocaat-generaal aan de griffier d.d. 15 maart 2017, betreffende de ontvangstbevestiging van hof Amsterdam;
- de op schrift gestelde conclusie van de advocaat-generaal ter zitting in raadkamer, met bijgevoegd een dissertatie van A.J. Labouchere over de artikelen 255 en 257 Sr (uit 1894).