Gerechtshof Den Haag, 11-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1786, 22-002799-19
Gerechtshof Den Haag, 11-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1786, 22-002799-19
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 11 september 2020
- Datum publicatie
- 22 maart 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:1786
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:337
- Zaaknummer
- 22-002799-19
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:337.
Uitspraak
Rolnummer: 22-002799-19
Parketnummer: 10-811013-18
Datum uitspraak: 11 september 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1999,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarbij is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2018 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) die [slachtoffer] met een stalen/ijzeren pijp/staaf, althans enig hard/zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2018 te Vlaardingen
aan een persoon, genaamd [slachtoffer],opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuken/fracturen in het hoofd en/of (aan)gezicht (blijvende (zichtbare) littekens/verminking(en) en/of blijvend verlies van reuk- en/of smaakvermogen tot gevolg hebbend) heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen (met) stalen/ijzeren pijp/staaf, althans enig har/zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, de beslissing inzake de vordering van de benadeelde partij en de met die beslissing samenhangende schadevergoedingsmaatregel en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 17.803,34, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2018 te Vlaardingen
aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuken/fracturen in het hoofd en/of (aan)gezicht (blijvende (zichtbare) littekens/verminking(en) en/of blijvend verlies van reuk- en/of smaakvermogen tot gevolg hebbend) heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen (met) een stalen/ijzeren pijp/staaf, althans enig har/zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: