Home

Gerechtshof Leeuwarden, 10-02-2011, BP4396, 24-002640-09

Gerechtshof Leeuwarden, 10-02-2011, BP4396, 24-002640-09

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
10 februari 2011
Datum publicatie
14 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4396
Formele relaties
Zaaknummer
24-002640-09

Inhoudsindicatie

Verdachte (Bulgaarse nationaliteit) wordt ter zake van mensenhandel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Het betreft een ontkennende verdachte en de mensenhandel heeft betrekking op één vrouw gedurende ongeveer acht jaren.

Het hof acht - anders dan de rechtbank - het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging voor zover de ten laste gelegde feiten naast in Nederland mede zijn begaan in Bulgarije.

Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging/strafvermindering wegens schending van het onschuldbeginsel (het vroegtijdig over verdachte publiceren in krantenartikelen) wordt verworpen.

Het verweer dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten wordt verworpen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002640-09

Parketnummer eerste aanleg: 18-630617-08

Arrest van 10 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen

van 12 oktober 2009 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1972] te [geboorteplaats],

zonder vaste woonplaats hier te lande,

preventief gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman,

advocaat te Amsterdam.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover vatbaar voor hoger beroep, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 januari 2011, alsmede op het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 september 2009.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 onder I en II ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, de vordering van de benadeelde partij ad € 1.581.868,= geheel zal toewijzen en terzake van dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.

Met betrekking tot de in beslag genomen 5 mobiele telefoons heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring gevorderd.

Met betrekking tot de in beslag genomen ploertendoder heeft de advocaat de onttrekking aan het verkeer gevorderd.

Met betrekking tot de in beslag genomen tankpas en het kentekenbewijs behorende bij een Mitsubishi Pajero heeft de advocaat-generaal de teruggave aan verdachte gevorderd.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Na de door de rechtbank toegelaten vordering nadere omschrijving tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - aan verdachte ten laste gelegd, dat:

1.

I

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 31 december

2004, in de gemeente [gemeente 1] en/of (elders) in Nederland, en/of in

Bulgarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal, (telkens)

A

een ander, te weten [benadeelde], door geweld en/of één of meer

andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of met één of

meer andere feitelijkhe(i)d(en), heeft/hebben gedwongen dan wel door misbruik

van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding

heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van

seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel onder

voornoemde omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan

hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die ander

zich daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar

zou stellen (sub 1°);

en/of

B

een persoon, te weten [benadeelde] heeft/hebben aangeworven en/of

medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in een ander land, te weten Nederland,

ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele

handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (sub 2°);

en/of

C

opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van

[benadeelde] met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl

verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)

vermoeden, dat die [benadeelde] zich onder de onder A genoemde omstandigheden

beschikbaar zou stellen tot het plegen van die (seksuele) handelingen (sub 4°);

en/of

D

een ander, te weten [benadeelde] door geweld en/of één of meer

andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of één en/of

meer andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben gedwongen, dan wel door misbruik

van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding

heeft/hebben bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) uit de

opbrengst(en) van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde te

bevoordelen (sub 6°);

bestaande dat geweld en/of die een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of

die bedreiging met geweld en/of die een of meer andere feitelijkhe(i)d(en)

en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht

en/of die misleiding en/of die (ondernomen) handelingen en/of dat getrokken

voordeel hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s), meermalen, althans

eenmaal, (telkens)

- die [benadeelde] vanuit het buitenland (Bulgarije) naar Nederland ([plaats])

heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, al dan niet onder de valse

voorstelling van zaken dat zij, [benadeelde], in Nederland, in vrijheid (veel meer)

geld kon verdienen met werkzaamheden als prostituee en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld dat de helft van de verdiensten (in de

prostitutie) voor haar zou zijn en/of

- de reis van die [benadeelde] (vanuit Bulgarije) naar Nederland geheel of

gedeeltelijk heeft/hebben betaald en/of geregeld en/of

- die [benadeelde] in een kamer/vitrine heeft/hebben geplaatst of laten plaatsen,

althans een kamer/vitrine voor haar heeft/hebben geregeld of laten regelen

en/of

- die [benadeelde] als prostituee heeft/hebben laten werken en/of haar werktijden

heeft/hebben bepaald en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat zij niet minder dan 1000 euro per dag

mocht verdienen, en/of

- die [benadeelde] (onder meer telefonisch) onder controle heeft/hebben gehouden

en/of laten houden en/of opdracht aan die [benadeelde] heeft/hebben gegeven dat zij

aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) moest melden dat ze een klant had

en/of moest melden wanneer die klant wegging, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)

haar inkomsten uit de prostitutie op een spaarrekening had(den) gestort of

doen storten, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat zij een (nep)relatie moest aangaan om een

verblijfsvergunning in Nederland te krijgen, en/of

- die [benadeelde] doen voorkomen dat zij (een) af te betalen geldschuld(en) (uit

onkosten) had bij verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl daarover geen

(duidelijke) afspraken waren gemaakt en/of (de hoogte van) die schuld(en)

en/of gemaakte onkosten voor die [benadeelde] niet inzichtelijk en/of controleerbaar

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld of doen voorkomen dat zij de hiervoor

vermelde schuld(en) diende af te lossen en/of te voldoen alvorens zij een

gedeelte van haar verdiensten (in de prostitutie) zelf mocht houden en/of

- die [benadeelde] (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutie aan

verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afdragen en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of gebeten, en/of

- die [benadeelde] een mes en/of een vork tegen de keel heeft/hebben gedrukt en/of

een pistool tegen/op het hoofd heeft/hebben gedrukt/gezet, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben bedreigd door haar opzettelijk dreigend de woorden

toe te voegen - zakelijk weergegeven - "Jouw familie gaat eerst en daarna

jij" en/of "Waar je ook bent op de wereld, ik weet je te vinden" en/of "ik zal

je met je hoofd naar beneden aan een brug hangen".

EN/OF

II

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 januari 2009,

in de gemeente [gemeente 1] en/of (elders) in Nederland, en/of in Bulgarije,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,

althans eenmaal, (telkens)

A

een ander, te weten [benadeelde], door dwang, geweld of een andere

feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben

(aan)geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het

oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde] (sub 1°);

en/of

B

een ander, te weten [benadeelde], heeft/hebben aangeworven en/of

medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in een ander land, te weten Nederland,

ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele

handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);

en/of

C

een ander, te weten [benadeelde], door dwang, geweld of een andere

feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben

gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van

arbeid en/of diensten dan wel onder voornoemde omstandigheden enige

handelingen heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)

wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor

beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid en/of diensten (sub 4°);

en/of

D

opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van een ander,

te weten [benadeelde] (sub 6°);

en/of

E

een ander, te weten [benadeelde], door dwang, geweld of een andere

feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben

gedwongen dan wel heeft/hebben bewogen verdachte te bevoordelen uit de

opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde (sub 9°);

bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die

dreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en), misleiding dan wel dat

misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of

misbruik van een kwetsbare positie en/of dat getrokken voordeel en/of de

overige hierboven omschreven handelingen hieruit dat verdachte en/of zijn

mededader(s), meermalen, althans eenmaal, (telkens)

- die [benadeelde] vanuit het buitenland (Bulgarije) naar Nederland ([plaats])

heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, al dan niet onder de valse

voorstelling van zaken dat zij, [benadeelde], in Nederland, in vrijheid (veel meer)

geld kon verdienen met werkzaamheden als prostituee en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld dat de helft van de verdiensten (in de

prostitutie) voor haar zou zijn en/of

- de reis van die [benadeelde] (vanuit Bulgarije) naar Nederland geheel of

gedeeltelijk heeft/hebben betaald en/of geregeld en/of

- die [benadeelde] in een kamer/vitrine heeft/hebben geplaatst of laten plaatsen,

althans een kamer/vitrine voor haar heeft/hebben geregeld of laten regelen

en/of

- die [benadeelde] als prostituee heeft/hebben laten werken en/of haar werktijden

heeft/hebben bepaald en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat zij niet minder dan 1000 euro per dag

mocht verdienen, en/of

- die [benadeelde] (onder meer telefonisch) onder controle heeft/hebben gehouden

en/of laten houden en/of opdracht aan die [benadeelde] heeft/hebben gegeven dat zij

aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) moest melden dat ze een klant had

en/of moest melden wanneer die klant wegging, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)

haar inkomsten uit de prostitutie op een spaarrekening had(den) gestort of

doen storten, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat zij een (nep)relatie moest aangaan om een

verblijfsvergunning in Nederland te krijgen, en/of

- die [benadeelde] doen voorkomen dat zij (een) af te betalen geldschuld(en) (uit

onkosten) had bij verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl daarover geen

(duidelijke) afspraken waren gemaakt en/of (de hoogte van) die schuld(en)

en/of gemaakte onkosten voor die [benadeelde] niet inzichtelijk en/of controleerbaar

was/waren en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben verteld of doen voorkomen dat zij de hiervoor

vermelde schuld(en) diende af te lossen en/of te voldoen alvorens zij een

gedeelte van haar verdiensten (in de prostitutie) zelf mocht houden en/of

- die [benadeelde] (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutie aan

verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afdragen en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of gebeten, en/of

- die [benadeelde] een mes en/of een vork tegen de keel heeft/hebben gedrukt en/of

een pistool tegen/op het hoofd heeft/hebben gedrukt/gezet, en/of

- die [benadeelde] heeft/hebben bedreigd door haar opzettelijk dreigend de woorden

toe te voegen - zakelijk weergegeven - "Jouw familie gaat eerst en daarna

jij" en/of "Waar je ook bent op de wereld, ik weet je te vinden" en/of "ik zal

je met je hoofd naar beneden aan een brug hangen".

Het hof leest de naam "[benadeelde]" in het onder 1 onder I en II ten laste gelegde telkens verbeterd in "[benadeelde]". Hier is telkens sprake van een kennelijke misslag. Door de verbeterde lezing wordt verdachte telkens niet in zijn belangen geschaad.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Hij heeft dit standpunt gebaseerd op schending van het onschuldbeginsel. Er zijn vroegtijdig artikelen in het Dagblad van het Noorden verschenen over verdachte. Daardoor was hij in de media reeds veroordeeld. Mocht dit niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan moet er, indien verdachte zou worden veroordeeld tot straf, strafvermindering volgen.

Uit het proces-verbaal van 14 januari 2011, opgemaakt door de officier van justitie te Groningen, is het hof het volgende gebleken. Vrijwel direct na de aanhouding van verdachte werd de politie benaderd door een journalist van het Dagblad van het Noorden. De verhoogde activiteiten van de politie in de prostitutiebuurt in [plaats] waren niet onopgemerkt gebleven. Om vroegtijdige publicatie te voorkomen, is er in het belang van het onderzoek een afspraak met de pers gemaakt. Er zou nog niet worden gepubliceerd. Als tegenprestatie zou de politie aan de pers inzicht geven in de projectmatige bestrijding van mensenhandel en de werkwijze bij de opsporingsonderzoeken in die zaken; inzicht geven in de lopende strafzaak tegen verdachte was daar een voorbeeld van. De journalist heeft enige tijd meegelopen met bepaalde activiteiten van het politieteam, hij heeft gesprekken met politiefunctionarissen gevoerd en een zaaksoverleg bijgewoond. De afspraak hield ook in dat de journalist een geheimhoudingsovereenkomst zou ondertekenen, hetgeen ook is gebeurd.

Op 14 en 16 maart 2009 zijn er artikelen van deze journalist verschenen onder de titels "Twee miljoen over de rug van [benadeelde]" en "Slachtoffer mensenhandel bang voor wraak". In het artikel van 14 maart 2009 staat vermeld dat de politie op 22 januari 2009 de Bulgaar [verdachte]. heeft gearresteerd op verdenking van mensenhandel. De eveneens uit Bulgarije afkomstige "[benadeelde]" heeft aangifte tegen [verdachte] gedaan. Verder wordt melding gemaakt van onderzoeksinformatie uit Bulgarije. [verdachte] zou voor Bulgaarse begrippen in luxe leven. Deze [verdachte] zou tijdens de verhoren door de politie in de bajes zijn schouders op hebben gehaald, waarmee kennelijk wordt bedoeld aan te geven dat hij niet onder de indruk was van de beschuldigingen. In het artikel van 16 maart 2009 staat vermeld dat de man die ervan wordt verdacht de pooier van [benadeelde] te zijn, de 36-jarige "[verdachte]", vast zit.

Het hof stelt vast dat deze uitlatingen in de media zijn gedaan door de journalist, niet door de autoriteiten, hoewel de politie en de officier van justitie er toe hebben bijgedragen dat de journalist over meer informatie kon beschikken en die kon gebruiken voor zijn publicaties dan wanneer hij de overeenkomst niet zou hebben kunnen sluiten.

Een schending van het onschuldbeginsel, waardoor verdachte reeds in de media was veroordeeld, heeft het hof uit de betreffende artikelen niet kunnen afleiden. Gelet op de inhoud heeft de journalist bij het schrijven van zijn artikelen klaarblijkelijk gebruik kunnen maken van informatie uit de aangifte, van algemene informatie over mensenhandelzaken en enkele onderzoeksresultaten in deze zaak. In die artikelen is echter sprake van gefingeerde namen, zowel van verdachte als van aangeefster. Aangeefster wordt aangeduid als "[benadeelde]", verdachte als "[verdachte]." Over hem wordt steevast geschreven dat hij verdachte is, niet dat hij schuldig is. Wel worden in de artikelen gegevens vermeld over de woning en bezittingen van verdachte [verdachte] in Bulgarije. Niet valt aan te nemen dat deze informatie in Nederland zal hebben kunnen leiden tot herkenning van verdachte. Verdachte was noch in Nederland noch in Bulgarije een bij het (grote) publiek bekend persoon. Het gaat in dit geval om een Bulgaar, die in Bulgarije woonde en (aanvankelijk) werkte als varkenshouder. Dat geldt temeer, nu ook ten aanzien van die woningen en bezittingen niet concreet is aangegeven, waar deze zich bevonden.

Uit hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld volgt dat niet is gebleken dat door deze handelwijze van politie en justitie sprake is van een schending van het onschuldbeginsel dan wel van een andere ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is te kort gedaan. Voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging is dan ook geen plaats. Evenmin is er aanleiding voor strafvermindering.

Dat er volgens de advocaat-generaal is afgeweken van de O.M.-aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging, omdat aan de pers inzage in delen van het procesdossier is verstrekt, maakt dit niet anders. De officier van justitie heeft de hiervoor beschreven belangenafweging gemaakt en in dit geval redelijkerwijs kunnen maken. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat verdachte hiervan nadeel heeft ondervonden.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging voor zover het ten laste gelegde buiten Nederland zou zijn begaan.

Het hof stelt vast dat verdachte wordt vervolgd ter zake van (deelneming aan) feiten die deels buiten Nederland (Bulgarije) zouden zijn gepleegd.

Ingevolge artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet toepasselijk op een ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Indien naast in ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van de jurisprudentie met betrekking tot de hiervoor genoemde wetsbepaling vervolging van het strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deeluitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.

Voor zover het aan verdachte ten laste gelegde mede zou zijn begaan in Bulgarije is het openbaar ministerie derhalve eveneens ontvankelijk in de vervolging.

Bespreking verweer met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster

De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [benadeelde] moet worden uitgesloten van het bewijs. Zij spreekt zichzelf tegen en heeft tegenstrijdig verklaard ten opzichte van de andere personen, die in het onderzoek zijn gehoord. Het betreft tegenstrijdigheden ten aanzien van punten die volgens hem als essentieel zijn aan te merken in het kader van de ten laste gelegde mensenhandel. Hij heeft daarbij het oog op het voorhanden hebben van geld, op dwang en mishandelingen.

De raadsman heeft hiervan een aantal voorbeelden gegeven.

- Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat ze ontzettend graag wilde stoppen met het werk als prostituee. Na de aanhouding van verdachte is zij echter als zodanig werkzaam gebleven. Zij was gewend geraakt aan het luxe leven van de laatste jaren. In haar verklaring, waarnaar de raadsman heeft verwezen (op pagina 902/903), staat het volgende:

V: vind je het werk leuk?

A: Nee. Maar wat moet ik op dit moment doen. Dat weet ik niet. Waar moet ik anders van leven. Ik ben het duurdere leven de laatste tijd gewend. Ik heb het dan over de laatste jaren.

V: Wat maakt jouw leven duur als je niets mocht kopen.

A: De laatste twee, drie jaar kreeg ik van [verdachte] toestemming om bij Douglas te komen en wat duurdere dingen mocht kopen. Ik heb in deze periode ook duurdere kleren gekocht. Ik kocht alle cosmetica bij Douglas. 2006 was een goed jaar. Ik zei wel tegen [verdachte] wat ik heb gekocht. [verdachte] zei tegen mij: "Het is jouw geld en jij beslist wat je koopt". Ik ga naar de supermarkt en koop wat ik wil. Ik kijk niet naar de prijzen.

In de visie van aangeefster dat zij als prostituee werkzaam zou zijn, dat verdachte voor haar zou zorgen en haar zou beschermen en dat zij haar verdiensten op fiftyfifty basis met hem zou delen, is haar verklaring dat ze dingen mocht kopen niet onbegrijpelijk. Evenmin is onbegrijpelijk dat zij zich genoodzaakt zag haar werkzaamheden nog enige tijd voort te zetten, omdat zij in haar onderhoud moest voorzien. Overigens is ter zitting van het hof duidelijk geworden dat zij dit slechts gedurende een zeer beperkte tijd heeft gedaan.

- Verder heeft de raadsman gewezen op de verklaring van aangeefster (op pagina 770) inhoudende dat zij haar moeder niet mocht bellen, terwijl zij ook heeft verteld dat verdachte haar eens naar haar ouders heeft gebracht (pagina 774). Later verklaarde ze (pagina 791) dat ze wel mocht bellen met haar ouders.

Het hof acht deze passages niet tegenstrijdig. Aangeefster merkte op dat ze niet met haar moeder mocht bellen, waarmee ze kennelijk bedoelde niet zonder toestemming van verdachte. Op pagina 791 gaf ze immers aan dat ze van verdachte eenmaal per maand met haar ouders mocht bellen. Over het brengen naar haar ouders is opgenomen dat verdachte aangeefster toestemming heeft gegeven om vakantie te nemen. Op 22 december 2008 heeft hij haar van het vliegveld gehaald en naar haar ouders gebracht. Aangeefster moest toen haar verdiende geld meenemen en aan verdachte afgeven. Ook hieruit kan het hof niet afleiden dat aangeefster tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.

- Een volgend punt dat de raadsman heeft aangestipt zijn de lange werktijden van aangeefster. Zij heeft daarover (op pagina 784) verklaard dat ze door de weeks 16 en in het weekend 20 uur moest werken en dat ze dat erg vermoeiend vond maar dat ze zelf ook wel veel geld wilde verdienen. Hieruit volgt, aldus de raadsman, dat er geen sprake was van dwang.

Het hof merkt hierover op dat van mensenhandel ook sprake kan zijn zonder dwang. In het betreffende wetsartikel worden verschillende situaties onderscheiden, zoals bijvoorbeeld - kort gezegd - iemand door misleiding bewegen een ander te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen met een derde. Dat iemand zelf ook in de prostitutie werkzaam wilde zijn, is dan ook niet doorslaggevend.

- De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster strijdig zijn met de verklaringen van anderen. Hij heeft de zus van verdachte, [zus verdachte], genoemd, de vrouw van verdachte, [vrouw verdachte], en de toenmalige vriend van aangeefster, [vriend benadeelde]. Deze drie personen hebben verklaard dat aangeefster volgens hen vrijwillig in de prostitutie zat. Gelet op hetgeen het hof hiervoor reeds heeft overwogen, hoeft een en ander niet te betekenen dat er geen sprake was van mensenhandel.

- Voornoemde [vrouw verdachte], [naam 1] en [naam 2] hebben, anders dan aangeefster, verklaard nooit geld bij haar te hebben opgehaald voor verdachte, aldus de raadsman. Het hof stelt vast dat dit wat [vrouw verdachte] betreft niet klopt, aangezien zij dat in haar eerste verklaring wel degelijk heeft verklaard. Dat de twee anderen hebben ontkend een rol te hebben gespeeld bij het ophalen van geld bij aangeefster, betekent niet dat laatstgenoemde onwaarheid heeft gesproken.

Al met al deelt het hof niet de stelling van de raadsman dat de verklaringen van aangeefster veelvuldig tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar zijn. Voor bewijsuitsluiting ziet het hof dan ook geen aanleiding.

Nadere bewijsoverwegingen

De vraag is voorts of er voldoende bewijs voorhanden is dat verdachte het hem ten laste gelegde of een deel daarvan heeft begaan.

Verdachte heeft steeds betoogd dat hij niets met het werken van aangeefster in de prostitutie te maken heeft gehad. Hij is, zo betoogde hij ook bij het hof, in de tweede helft van het jaar 2000 toen beiden in Bulgarije woonden, verliefd op haar geworden. Hoewel hij samenwoonde met zijn vrouw en een kind, is hij vanuit Bulgarije samen met aangeefster naar Nederland gereisd. Op enig moment wist hij dat zij in [plaats] in de prostitutie werkte. De acht jaren die volgden bleef hij met enige regelmaat bij haar komen. Ook sms'te hij veel met haar. Geld heeft hij nooit van haar ontvangen, noch rechtstreeks, noch via iemand anders.

De verklaring van verdachte dat hij niets met prostitutie en het daarmee verdiende geld te maken heeft gehad, klopt niet met andere verklaringen en onderzoeksresultaten, blijkend uit het dossier.

Dat is op belangrijke punten wel het geval met de verklaringen van aangeefster. Het hof heeft in het bijzonder het oog op het volgende.

Ten eerste heeft het hof kennisgenomen van de (vertaalde) verklaring van [zus verdachte], zus van verdachte (op 17 februari 2009, pagina's 1045-1051).

pag. 1049:

[zus verdachte] vertelde dat ze eind 2002/begin 2003 naar [plaats] is gegaan, op uitnodiging van verdachte. Verdachte moest terug naar Bulgarije en [zus verdachte] moest aangeefster gezelschap houden. Ze wist dat aangeefster in de prostitutie werkte.

pag.1050:

[zus verdachte] verklaarde vervolgens:

Volgens een tevoren gemaakte afspraak met mijn broer moest [benadeelde] het verdiende geld aan mij geven. Dit gebeurde elke dag of om de dag. Het geld gaf [benadeelde] aan mij in een niet dichtgeplakte envelop. Niet altijd heb ik gekeken hoeveel het geld was. [benadeelde] en mijn broer praatten over de telefoon en spraken af over het geld. Mijn broer wist wanneer en hoeveel geld [benadeelde] aan mij gaf. Mijn taak was om het geld in een kist op te bergen. Het is voorgevallen dat ik geld telde. Het waren uiteenlopende bedragen: 800, 1000, 1200, 1600 euro. Dit geld bewaarde ik zonder er iets van te pakken. Mijn broer had geld voor mij apart achtergelaten om van te leven. Mijn broer kwam na ruim een maand terug.

Ik vond dit wat gebeurde afschuwelijk. Ik wilde het niet als normaal accepteren en ik had geen geduld om terug naar Bulgarije te gaan.

Het geld dat ik bewaarde heb ik aan [verdachte] achtergelaten.

Ik voel me opgelucht omdat ik de waarheid heb verteld. Ik schaam me ontzettend voor mijn daden.

Ten tweede heeft [vrouw verdachte], de vrouw van verdachte, op 29 januari 2009 tegenover de officier van justitie [ovj] en de inspecteur van politie [verbalisant] een verklaring afgelegd (pagina 176 en 177). Voornoemde [ovj] en [verbalisant] hebben haar (vertaalde) verklaring in een proces-verbaal vastgelegd.

[vrouw verdachte] heeft toen aangegeven dat zij [benadeelde] 8 of 9 jaar kende en dat zij weet dat die [benadeelde] als prostituee in [plaats] werkte. Verder zei ze:

Ik ben veel in [plaats] geweest. Ik heb het geld steeds naar [plaats 2] gebracht en aan [verdachte], mijn man, afgedragen. Gedurende de laatste 5 jaar was ik degene die meestal naar [plaats] ging.

Ten derde bevat het dossier twee (vertaalde) verklaringen van [schoonmoeder verdachte], schoonmoeder van verdachte (op 16 februari 2009, pagina's 1115-1122, en op

19 februari 2009, pagina's 1127-1133.)

pag. 1117:

Zij gaf aan van haar dochter [naam 3] te hebben gehoord dat verdachte met een meisje naar Nederland was gegaan. Die verklaring houdt verder in:

In de zomer van 2003 heeft [naam 3] mij voorgesteld aan het meisje dat voor [verdachte] werkte en toen begreep ik dat zij [benadeelde] heette.

pag. 1130-1131:

Omdat ik bij de politie werkzaam was vond ik de situatie van [verdachte] en zijn prostitutiewerkzaamheden erg ongemakkelijk. Mij werd gezegd dat [verdachte] over veel geld beschikte en dat uitgaf. Dat was ook te zien. [verdachte] begon zich duurder te kleden en ging stappen. Hij begon anders te leven. Ik zag dat hij gouden sieraden droeg en in een Mercedes reed.

Weliswaar hebben voornoemde personen hun verklaringen in hun latere verhoor afgezwakt, maar daaraan hecht het hof weinig geloof. Hun eerdere verklaringen zijn specifiek en gedetailleerd en komen op belangrijke punten overeen met die van aangeefster. Van afspraken of een opzetje tussen hen en aangeefster, kort na de aanhouding van verdachte, is niets gesteld noch gebleken. Bovendien hecht het hof waarde aan de getuigenverklaringen die zijn afgelegd door de verbalisant [verbalisant]

(op 12 augustus 2009, bij de rechter-commissaris te Groningen) en de Bulgaarse politieman [naam 4] (op 19 augustus 2009 te [plaats 2]). Het hof heeft daaruit afgeleid dat de vrouw (en de schoonmoeder) van verdachte op 29 januari 2009 in vrijheid hebben verklaard.

Dat [zus verdachte] op 17 februari 2009 niet zou hebben verklaard wat op papier is gekomen, acht het hof onaannemelijk, gelet op haar mededeling dat ze opgelucht was de waarheid te hebben verteld en dat zij die verklaring op iedere pagina heeft ondertekend.

Behalve de verklaring van aangeefster en voornoemde getuigenverklaringen bevinden zich in het dossier objectieve gegevens die een en ander ondersteunen. Zo zijn er in de telefoons van aangeefster en verdachte berichten gevonden over geldbedragen.

Verdachte vraagt daarin (in het Bulgaars) "Hoe gaat het", aangeefster geeft (in code) bedragen door, die overeenkomen met de bedragen die aangeefster maar ook [zus verdachte] heeft genoemd.

Verder zijn de reisbewegingen van verdachte en zijn vrouw voor zover mogelijk nagegaan. Hieruit blijkt van reizen tussen Bulgarije en Nederland.

Dat verdachte (dan wel zijn vrouw) een andere reden had om regelmatig naar Nederland te reizen en daar te verblijven dan in verband met aangeefster en de door haar verrichte werkzaamheden en verdiende geldbedragen is niet aannemelijk geworden.

Alles overziende staat voor het hof vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, zoals en voor zover hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Voor het mishandelen van aangeefster door verdachte ziet het hof onvoldoende bewijs. Evenmin gaat het hof ervan uit dat aangeefster onder dwang in de prostitutie heeft gewerkt. Het lijkt er meer op dat zij die werkzaamheden heeft verricht om er veel geld mee te verdienen. Naar eigen zeggen waren dat bedragen van ongeveer € 50.000,= per anderhalve maand. Ook had zij geen bezwaar tegen afdracht van de helft van haar verdiende geld aan verdachte. Haar bezwaar ligt erin dat zij is misleid door verdachte, omdat hij haar jarenlang in de waan heeft gelaten dat hij haar helft op een spaarrekening zette, terwijl hij vrijwel alles heeft gehouden. Aangeefster heeft vrijwel niets gekregen van het vele geld dat ze heeft verdiend.

Hoewel verdachte niet heeft aangevoerd dat hij alleen zijn eigen deel (dus 50 %) heeft gehouden en dus conform de afspraak heeft gehandeld, heeft het hof deze gedachte de revue laten passeren, maar vervolgens niet aannemelijk geacht. Aangeefster verdiende gemiddeld ongeveer € 1000, - per dag. Een dergelijk bedrag komt ook naar voren uit de verklaring van [zus verdachte]. Verdachte heeft zich dus nagenoeg de gehele opbrengst toegeëigend.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

1.

I

hij in de periode van 1 december 2000 tot en met 31 december

2004, in de gemeente [gemeente 1] en/of in Bulgarije, meermalen,

A

een ander, te weten [benadeelde], door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling

en

B

een persoon, te weten [benadeelde] heeft medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling

en

C

opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van

[benadeelde] met een derde tegen betaling, terwijl

verdachte wist dat die [benadeelde] zich onder de onder A genoemde omstandigheden

beschikbaar zou stellen tot het plegen van die seksuele handelingen

en

D

een ander, te weten [benadeelde] door misleiding

heeft bewogen hem, verdachte, uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen,

bestaande die misleiding en dat getrokken voordeel hieruit dat verdachte meermalen,

- die [benadeelde] vanuit het buitenland, Bulgarije, naar Nederland, [plaats],

heeft gebracht, onder de voorstelling van zaken dat zij, [benadeelde], in Nederland, in vrijheid veel geld kon verdienen met werkzaamheden als prostituee en

- die [benadeelde] heeft verteld dat de helft van de verdiensten in de prostitutie voor haar zou zijn en

- de reis van die [benadeelde] vanuit Bulgarije naar Nederland heeft betaald en geregeld en

- voor die [benadeelde] een kamer/vitrine heeft geregeld en

- die [benadeelde] als prostituee heeft laten werken en haar werktijden heeft bepaald en

- die [benadeelde] heeft gezegd dat zij niet minder dan 1000 gulden per dag mocht verdienen, en

- die [benadeelde] (onder meer telefonisch) onder controle heeft gehouden

en opdracht aan die [benadeelde] heeft gegeven dat zij aan hem, verdachte, moest melden dat ze een klant had en moest melden wanneer die klant wegging, en

- die [benadeelde] heeft verteld dat hij, verdachte, haar inkomsten uit de prostitutie op een spaarrekening had gestort en

- die [benadeelde] heeft gezegd dat zij een neprelatie moest aangaan om een

verblijfsvergunning in Nederland te krijgen en

- die [benadeelde] een groot deel van de verdiensten uit de prostitutie aan

verdachte heeft laten afdragen.

EN

II

hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 januari 2009, in de gemeente [gemeente 1] en/of in Bulgarije, meermalen,

C

een ander, te weten [benadeelde], door

misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van

arbeid of diensten

en

D

opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander,

te weten [benadeelde]

en

E

een ander, te weten [benadeelde], door misleiding heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde,

bestaande die misleiding en dat getrokken voordeel hieruit dat verdachte, meermalen,

- die [benadeelde] heeft verteld dat de helft van de verdiensten in de prostitutie voor haar zou zijn en

- die [benadeelde] als prostituee heeft laten werken en haar werktijden

heeft bepaald en

- die [benadeelde] heeft gezegd dat zij niet minder dan 1000 euro per dag

mocht verdienen en

- die [benadeelde] (onder meer telefonisch) onder controle heeft gehouden en opdracht aan die [benadeelde] heeft gegeven dat zij aan hem, verdachte, moest melden dat ze een klant had en moest melden wanneer die klant wegging en

- die [benadeelde] heeft verteld dat hij, verdachte, haar inkomsten uit de prostitutie op een spaarrekening had gestort en

- die [benadeelde] heeft gezegd dat zij een neprelatie moest aangaan om een

verblijfsvergunning in Nederland te krijgen en

- die [benadeelde] een groot deel van de verdiensten uit de prostitutie aan verdachte heeft laten afdragen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 onder I en II meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:

onder 1 onder I:

(A)

een ander door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, meermalen gepleegd;

(B)

een persoon meenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

(C)

opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de onder artikel 250a, eerste lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, meermalen gepleegd;

(D)

een ander door misleiding bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd;

onder 1 onder II:

(C, D en E))

mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich in de periode van 1 december 2000 tot en met 20 januari 2009 schuldig gemaakt aan - kort gezegd - mensenhandel. Verdachte heeft [benadeelde] uit Bulgarije meegenomen om voor hem in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Ze hadden afgesproken om het door [benadeelde] in de prostitutie verdiende geld op fiftyfifty basis te verdelen. [benadeelde] wilde in de prostitutie veel geld verdienen. Verdachte heeft [benadeelde] verteld dat hij haar deel van het verdiende geld op een spaarrekening zou storten. Vrijwel het gehele met de prostitutie verdiende geld heeft [benadeelde] aan verdachte afgedragen, in de veronderstelling, dat verdachte haar deel daarvan op genoemde spaarrekening zou storten. Verdachte heeft het deel van [benadeelde] echter nimmer op een spaarrekening gestort. Hij heeft dat deel in "eigen zak" gestoken. Hierdoor heeft hij [benadeelde] niet alleen misleid, maar heeft hij haar ook uitgebuit door vrijwel haar volledige, gelet op het grote aantal door haar gewerkte uren en jaren, zeer hoge verdiensten uit de prostitutie aan zichzelf ten goede te laten komen. Bij de politie heeft [benadeelde] verklaard dat zij in anderhalve maand ongeveer € 50.000,= verdiende.

Ter zitting van het hof heeft verdachte er geen blijk van gegeven besef te hebben van de ernst van de door hem gepleegde feiten en de (financiële) gevolgen die deze feiten voor [benadeelde] hebben gehad.

Het hof heeft naast het vorenstaande acht geslagen op de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2010, waaruit blijkt dat de verdachte - in Nederland - niet eerder is veroordeeld.

Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, noodzakelijk.

Benadeelde partij [benadeelde]

Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.

Vaststaat dat door de onder 1 onder I en II bewezen verklaarde feiten de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade (gederfde inkomsten) tot een bedrag van € 1.561.868,= en immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,=. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 20.000,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden, daartoe stellende, dat hij de onder 1 onder I en II ten laste gelegde feiten niet heeft gepleegd. Het hof passeert dit verweer, nu het deze feiten bewezen acht. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,=. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.

Het hof is van oordeel dat een verantwoorde behandeling en beoordeling van de vordering van de benadeelde partij betreffende de materiële schade een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de - overwegend - in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 250a, 273a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:

verklaart het verdachte onder 1 onder I en II ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 onder I en II meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;

beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;

gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

een ploertendoder;

gelast de teruggave aan verdachte van:

- een tankpas;

- een kentekenbewijs behorende bij een Mitsubishi Pajero;

- 5 mobiele telefoons;

wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat mr. U.H. Hansma, advocaat te Groningen, tot een bedrag van twintigduizend euro;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;

bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van twintigduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat mr. U.H. Hansma, advocaat te Groningen;

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdvijfendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Heins en mr. Toeter, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Toeter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.