Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-09-2006, AZ3544, 354-H-06

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-09-2006, AZ3544, 354-H-06

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 september 2006
Datum publicatie
5 december 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3544
Zaaknummer
354-H-06

Inhoudsindicatie

Vader wordt als belanghebbende (798 lid 1 Rv) aangemerkt in het hoger beroep omtrent ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, ondanks bezwaar Jeugdzorg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 27 september 2006

Rekestnummer. : 354-H-06

Rekestnr. rechtbank : 05-2373

[de vader],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

procureur mr. J.P.L.C. Dijkgraaf,

tegen

de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,

kantoor houdende te Roermond,

hierna te noemen: Jeugdzorg.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1. [de moeder],

wonende op een geheim adres,

hierna te noemen: de moeder,

2. de raad voor de kinderbescherming,

vestiging Roermond,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 16 maart 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 december 2005 van de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.

Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 20 april 2006 aanvullende stukken ingekomen.

Op 6 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.H.C.K. Reijans en - op verzoek van Jeugdzorg op een later tijdstip - de moeder. Namens Jeugdzorg zijn verschenen mevrouw M.G.J. Munnichs-Leemrijse en mevrouw B. Rongen. Partijen en de advocaat van de vader hebben het woord gevoerd.

VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING

1. In de bestreden beschikking is - onder meer - beslist dat de vader niet langer als belanghebbende wordt aangemerkt. Het hoger beroep richt zich tegen dit onderdeel van de beslissing.

2. De vader verzoekt om de bestreden beschikking deels te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat hij nog steeds aangemerkt dient te worden als belanghebbende in procedures strekkende tot machtiging uithuisplaatsing van zijn minderjarige kinderen, althans op dit punt een beslissing te nemen zoals het hof vermeent te behoren. Jeugdzorg bestrijdt zijn beroep.

3. Jeugdzorg heeft zich bij het verzoek tot machtiging om de kinderen uit huis te plaatsen in eerste aanleg - onder meer - op het standpunt gesteld dat er sprake was van huiselijk geweld en dat de kinderen erg bang zijn voor hun vader. Volgens Jeugdzorg zijn de moeder en de twee oudste minderjarigen in het verleden meermalen mishandeld door hun vader. De moeder is om die reden vele malen ondergedoken en woont steeds op verschillende plaatsen in het land. Gelet op deze omstandigheden heeft Jeugdzorg verzocht - naar het hof begrijpt mondeling ter zitting bij de kinderrechter - de vader niet langer als belanghebbende aan te merken.

4. De vader voert in hoger beroep aan dat hij er recht en belang bij heeft als belanghebbende bij belangrijke beslissingen omtrent zijn minderjarige kinderen aangemerkt te worden. Hij ontkent met klem dat hij zich in het verleden bij voortduring zeer agressief heeft gedragen jegens zijn minderjarige kinderen en de moeder. Evenmin is de moeder van de kinderen ooit moeten vluchten voor hem. De vader wenst actief betrokken te blijven bij de ontwikkeling van zijn kinderen. Zulks verdraagt zich niet met de onjuiste aanname dat hij kwaadwillend zou zijn jegens zijn kinderen en hun moeder. Hij biedt bewijs aan van zijn stellingen, meer in het bijzonder door het doen van horen van getuigen, waaronder hemzelf en de moeder van de kinderen. In rechte heeft de vader zich altijd correct opgesteld en gedragen.

5. Jeugdzorg heeft ter zitting in hoger beroep haar verzoek gehandhaafd. Zij heeft ter onderbouwing van haar verzoek verklaard dat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd is als de vader weer als belanghebbende wordt aangemerkt.

6. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat er in het verleden weliswaar problemen waren in het gezin, doch dat hij als de vader de vader blijft van de kinderen. Zij vindt het - anders dan Jeugdzorg - belangrijk dat de vader betrokken blijft bij beslissingen die de kinderen regarderen. Zij onderschrijft het standpunt van de vader en heeft er geen enkel bezwaar tegen als de vader, in het belang van de kinderen, als belanghebbende wordt aangemerkt.

7. Onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft (art. 798 lid 1 Rv). In confesso is dat de vader van de drie minderjarige kinderen als biologische vader en ouder rechtstreeks belang heeft in de procedure ter zake de uithuisplaatsing van zijn kinderen en derhalve belanghebbende is.

8. In hoger beroep is niet gebleken van feiten en/of omstandigheden welke aanleiding geven om de vader niet langer als belanghebbende aan te merken. Door Jeugdzorg is volstrekt geen onderbouwing gegeven van haar - door de vader doch ook door de moeder gemotiveerd bestreden - stelling dat de veiligheid van de kinderen niet zou zijn gewaarborgd als de vader belanghebbende blijft. Het hof is voorts op geen enkele wijze gebleken dat de vader de rechtsgang zou hebben verstoord.

9. Uit het bovenstaande volgt dat de bestreden beschikking in zoverre moet worden vernietigd.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:

merkt de vader aan als belanghebbende in deze procedure.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Reinking en Van Montfoort, bijgestaan door Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2006.