Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-10-2009, BK0392, BK-07/00550
Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-10-2009, BK0392, BK-07/00550
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2009
- Datum publicatie
- 16 oktober 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BK0392
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BN8729, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-07/00550
Inhoudsindicatie
Art. 16 AWR. Is in casu sprake van een ambtelijk verzuim?
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00550
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 13 oktober 2009
op het hoger beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank
's-Gravenhage van 8 augustus 2007, nummer AWB 06/6054 IB/PVV, betreffende na te melden aan hem door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Zuidwest, opgelegde navorderingsaanslag.
Aangifte, aanslag, navorderingsaanslag, bezwaar en geding in eerst aanleg
1.1. Belanghebbende heeft voor het jaar 2003 een aangifte in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen ingediend naar een verzamelinkomen van € 1.615.685, waarin begrepen een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.594.652. In het aangiftebiljet heeft belanghebbende onderdeel 42, luidend: "Als u over 2003 in aanmerking komt voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting", als volgt ingevuld:
"(...)
Omschrijving inkomsten box 1 : Toyota
Inkomsten: : 282044
Ingehouden bronbelasting: : 28204
Landcode: : JPN
(...)"
1.2. Met dagtekening 24 november 2005 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het belastbare inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen is vastgesteld overeenkomstig de aangifte. Het totaalbedrag van de inkomstenbelasting en premie is vastgesteld op € 828.739, op welk bedrag, naast een gecombineerde heffingskorting van € 2.870, een aftrek elders belast in mindering is gebracht van € 143.333.
1.3. Vervolgens heeft de Inspecteur, met dagtekening 9 februari 2006, een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de aftrek elders belast nader is vastgesteld op nihil en daartegenover een aftrek buitenlandse bronheffing van € 28.204 in aanmerking is genomen. Tevens is € 10.222 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 22 april 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende exploiteert een computerservicebureau in de vorm van een eenmanszaak. In het onderhavige jaar heeft hij in het kader van zijn onderneming royalty's genoten van een onderneming gevestigd in Japan, tot een bruto-bedrag van € 282.044. Bij de uitbetaling hiervan is € 28.204 aan bronbelasting ingehouden.
3.2. De gegevens van het aangiftebiljet zijn door een niet fiscaal geschoold medewerker aan de hand van de zogenoemde Gebruikersinstructie FVC ABS IB 2003 ingebracht in het elektronische systeem van de Belastingdienst. De aangifte is vervolgens uitgeworpen voor controle. Op het zogenoemde Uitworpformulier IB 2003 met datum 2 februari 2005 staat als instructie aan de behandelend ambtenaar van het belastingkantoor in Goes onder meer vermeld: "beoordeel inkomsten (box 1) uit het buitenland". Daarachter is met de hand bijgeschreven: "282044 uit Japan max 10% v/h bedrag". Achter de tekst "Afwijkende behandeling uitworp gewenst" is op dit uitworpformulier geschreven "(noemer onjuist)". Het zogenoemde Handboek Administratie Particulieren bevat de toetsinstructie aan de behandelend ambtenaar voor het invullen van de CD-schermen ten behoeve van de aanslagregeling.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Voorts is in geschil of met recht heffingsrente in rekening is gebracht.
4.2. Belanghebbende neemt het standpunt in - zakelijk en kort weergegeven - dat sprake is van een ambtelijk verzuim. De Belastingdienst heeft ervoor gekozen de gegevens uit de aangifte door een niet fiscaal geschoold medewerker te laten overnemen en na uitworp heeft de behandelend ambtenaar onvoldoende gecontroleerd of deze gegevens op juiste wijze waren verwerkt. Het controlemechanisme bij de Belastingdienst is onvoldoende. Een en ander vormt een ambtelijk verzuim. Voorts was het aan belanghebbende bij ontvangst van het aanslagbiljet niet terstond duidelijk dat dit een fout bevatte. Subsidiair voert belanghebbende aan dat in ieder geval de beschikking heffingsrente dient te worden vernietigd, aangezien op juiste wijze aangifte is gedaan.
4.3. De inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende gemotiveerd weersproken.
Conclusies van partijen
5.1. De conclusie van belanghebbende is dat primair de navorderingsaanslag dient te worden vernietigd en subsidiair de beschikking inzake de heffingsrente.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Het Hof acht aannemelijk dat de in 3.2 vermelde aantekeningen door de behandelend ambtenaar op het uitworpformulier zijn geschreven toen hij controleerde of de aftrek elders belast op de juiste wijze was berekend. Voorts neemt het Hof als vaststaand aan dat deze ambtenaar, alhoewel fiscaal voldoende deskundig, op dat tijdstip de vermelding van het buitenlandse inkomen op een verkeerde regel niet heeft gecorrigeerd. Uit de aantekening " 282044 uit Japan max 10% v/h bedrag" kan slechts worden afgeleid dat het de bedoeling van de Inspecteur was dat de aftrek overeenkomstig het bepaalde in de tweede volzin van onderdeel c, van het tweede lid van artikel 24 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zou worden vastgesteld op het bedrag van de Japanse belasting. In zoverre bevatte het aanslagbiljet een discrepantie tussen hetgeen de Inspecteur heeft bedoeld en hetgeen in het biljet is vastgelegd. De omstandigheid dat de inspecteur de eerder gemaakte invoerfout daarbij uiteindelijk niet heeft hersteld, doet daaraan niet af. Er is sprake van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing.
6.2. Voor navordering van het bij de aanslag te weinig geheven bedrag aan belasting is in het geval als het onderhavige voorts noodzakelijk dat belanghebbende bij ontvangst van het aanslagbiljet terstond moet hebben begrepen dat het hier een vergissing betrof.
In het aan belanghebbende door zijn belastingadviseur uitgebrachte Fiscaal Rapport is onder meer het volgende vermeld:
"(...)
Verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 825.869
Af: reductie elders belast Box 1, zie bijlage 3 28.204
797.665
Af: overige voorheffingen 170
797.495
Af: voorlopige aanslagen 512.875
Te betalen: 284.620
(...)"
In bijlage 3 zijn de gegevens opgenomen die betrekking hebben op de elders belaste inkomsten. Daarin is onder meer vermeld:
"(...)
Reductie elders belast
Verrekenbare bronbelasting 28.204"
Op het aan belanghebbende toegezonden aanslagbiljet staat een te betalen bedrag aan belasting en premie vermeld van per saldo € 183.050 (met inbegrip van € 13.559 in rekening gebrachte heffingsrente). In de op dit biljet opgenomen toelichting op de inkomstenbelasting box 1 is als aftrek elders belast inkomen een bedrag van € 143.333 vermeld. Het Hof acht het verschil in het te betalen belastingbedrag (ruim € 100.000) zowel absoluut als relatief zodanig hoog dat belanghebbende onmiddellijk moet hebben begrepen dat de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een vergissing heeft begaan.
6.3. Het in 6.1 en 6.2 overwogene brengt mee dat de navorderingsaanslag met recht is opgelegd.
6.4. Met betrekking tot de heffingsrente overweegt het Hof dat tegen de beschikking heffingsrente geen bezwaar is gemaakt. Op die grond kan het Hof niet toekomen aan een beoordeling van de vordering tot vernietiging van deze beschikking.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoel in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het bezwaar tegen de beschikking heffingsrente.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff en H. Pijl, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 13 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.