Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-06-2006, AY6904, R200600298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-06-2006, AY6904, R200600298

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 juni 2006
Datum publicatie
24 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY6904
Zaaknummer
R200600298
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023], Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 266, Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 268

Inhoudsindicatie

De huidige stabiele opvoedingssituatie bij de oma moet worden veiliggesteld. Gelet op de artt. 3 lid 1 en 20 IVRK dient aan het belang van de kinderen bij continuïteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces een zwaarwegende betekenis te worden toegekend. De inbreuk op de eerbiediging van het gezinsleven tussen de moeder en de kinderen in de zin van art. 8 EVRM is in dit geval gerechtvaardigd.

Uitspraak

IWMD

6 juni 2006

Rekestenkamer

Rekestnummer R200600298

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Beschikking

In de zaak in hoger beroep van:

[Appellante],

wonende te [woonplaats],

appellante,

hierna: de moeder,

procureur mr. G. de Jong,

t e g e n

Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Eindhoven,

geïntimeerde,

hierna: de raad.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 december 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2006, heeft de moeder verzocht voornoemde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de raad tot ontheffing van de moeder van het ouderlijk gezag over na te noemen minderjarigen af te wijzen, kosten rechtens.

2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2006.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- namens de moeder mr. De Jong;

- mr. Werger namens de raad;

- mevrouw Nuland namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna: de stichting).

Ondanks behoorlijke oproeping zijn de moeder en de heer [A.] niet verschenen.

2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- de producties overgelegd bij het beroepschrift;

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 28 november 2005;

- het faxbericht van de advocaat van de vader d.d. 25 april 2006;

- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 1 mei 2006.

3. De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.

4. De beoordeling

4.1. Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen de moeder en de heer [A.] (hierna: de vader) zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen [B.] (hierna: [B.]), geboren op [geboortejaar], en [C.] (hierna: [C.]), geboren op [geboortejaar]. De moeder is alleen met het gezag over [B.] en [C.] belast. De vader heeft de kinderen erkend.

4.2.1. Bij beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 9 januari 2003 zijn [B.] en [C.] onder toezicht gesteld van de stichting, welke maatregel laatstelijk op 5 januari 2006 is verlengd voor de duur van één jaar. Op 23 oktober 2003 zijn [B.] en [C.] in het kader van de ondertoezichtstelling uit huis geplaatst.

4.2.2. Van 13 september 2003 tot 22 maart 2004 hebben [B.] en [C.] bij de vader gewoond. De vader heeft de kantonrechter verzocht hem alleen met het gezag over de kinderen te belasten. Bij beschikking van 10 mei 2005 heeft de

kantonrechter dit verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft daarbij tevens bepaald dat het ouderlijk gezag van de moeder is komen ter vervallen, heeft de stichting tot voogdes benoemd en bevel gegeven tot afgifte van de kinderen aan de stichting. Bij beschikking van 11 oktober 2005 heeft dit hof voornoemde beschikking bekrachtigd ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van de vader om hem alleen met het gezag te belasten en de beschikking voor het overige vernietigd. [B.] en [C.] wonen sinds april 2004 bij de oma moederszijde op grond van een machtiging van de rechtbank.

4.3.1. De raad heeft in eerste aanleg primair ontheffing en subsidiair gedwongen ontheffing van de moeder van het ouderlijk gezag verzocht. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder ontheven van het gezag over [B.] en [C.] met benoeming van de stichting tot voogdes en veroordeling van de moeder tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de stichting over het gevoerde bewind.

4.3.2. De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake is van een duurzame en onvoorwaardelijke instemming van de moeder met de uithuisplaatsing. De moeder kan geen opvoedingsverantwoordelijkheid dragen, nu zij na een drugsverslaving van achttien jaar weliswaar probeert af te kicken, maar nog een lange weg te gaan heeft. De moeder staat thans achter het verblijf van de kinderen bij de oma en zij draagt dit ook uit naar de kinderen. De moeder sluit echter niet uit dat zij op de langere termijn wel in staat is de kinderen op te voeden en zij wenst deze mogelijkheid open te houden. De vader heeft al eerder om (mede)gezag verzocht. Niet kan worden uitgesloten dat de vader, zodra zijn detentie ten einde is gekomen, al dan niet via de moeder aan de kinderen zal gaan trekken. In het verleden is gebleken dat de moeder onvoldoende tegen de vader is opgewassen.

De rechtbank acht het in het belang van een verdere positieve ontwikkeling van [B.] en [C.] dat zij weten dat hun perspectief definitief bij de oma ligt, zonder dat op de achtergrond een eventuele terugplaatsing naar de moeder op termijn een rol blijft spelen. Met de raad is de rechtbank van oordeel dat de huidige plaatsing met name op de langere termijn onvoldoende veilig is, zodat een ontheffing in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De moeder kan zich niet met deze beslissing verenigen en komt hiervan in hoger beroep.

4.4. De moeder stelt - kort gezegd - dat zij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [B.] en [C.]. Zij verzet zich echter tegen een ontheffing van het gezag. De moeder stelt zich op het standpunt dat er geen ontheffing kan worden uitgesproken, nu haar bereidheid om de kinderen bij de oma te laten opgroeien duurzaam en onvoorwaardelijk is.

4.5.1. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, overweegt het hof als volgt.

4.5.2. Naar het oordeel van het hof is voldoende vast komen te staan dat de moeder vanwege haar jarenlange drugsproblematiek en haar beperkte pedagogische kwaliteiten ook op langere termijn niet in staat zal zijn voor [B.] en [C.] te zorgen. Gebleken is dat de moeder zeer betrokken is bij de kinderen en hard aan haar problemen werkt. Zij heeft echter nog een lange weg te gaan. De moeder heeft de behandeling voor haar drugsverslaving nog niet afgerond en zij beschikt niet over de basisvoorzieningen zelfstandige woonruimte, inkomen en tijdsinvulling. De raad heeft terecht gesteld dat de moeder, zolang zij doende is haar leven constructief op te bouwen en in te vullen, niet in staat is in pedagogisch opzicht iets voor de kinderen te betekenen. Het hof is met de raad van oordeel dat nu de uithuisplaatsing al geruime tijd duurt en er geen uitzicht bestaat op terugplaatsing bij de moeder, de maatregel van ontheffing van het ouderlijk gezag noodzakelijk is.

4.5.3. Het feit dat de moeder zich thans niet verzet tegen het verblijf van de kinderen bij de oma kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit het raadsrapport d.d. 6 oktober 2005 komt naar voren dat de moeder de overtuiging heeft dat terugplaatsing mogelijk is, indien zij haar leefomstandigheden verbetert. De moeder zet zich in om in de toekomst voor haar kinderen te kunnen zorgen. Voorts heeft de vader aangegeven dat hij, zodra zijn detentie ten einde is, de verzorging en opvoeding van de kinderen weer op zich wil nemen. Thans is de vader met de moeder van mening dat zij de kans moet krijgen om te laten zien dat ze de zorg voor de kinderen aankan. Zowel de moeder als de vader stellen zich op het standpunt dat de kinderen bij hen als ouders horen te zijn. Daarmee is het risico aanwezig dat de moeder van haar instemming terugkomt en (mogelijk onder druk van de vader) pogingen zal ondernemen om de plaatsing bij de oma te beëindigen.

4.5.4. Gebleken is dat het goed gaat met [B.] en [C.] sinds zij bij de oma verblijven. Het hof is met de raad van oordeel dat de huidige stabiele opvoedingssituatie bij de oma moet worden veiliggesteld. Gelet op de artt. 3 lid 1 en 20 IVRK dient aan het belang van [B.] en [C.] bij continuïteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces een zwaarwegende betekenis te worden toegekend. De onzekerheid over het opvoedingsperspectief kan het hechtingsproces en daarmee de ingezette positieve ontwikkeling van de kinderen verstoren. De inbreuk op de eerbiediging van het gezinsleven tussen de moeder en de kinderen in de zin van art. 8 EVRM , wordt gerechtvaardigd door het in dit geval zwaarder wegende recht van de kinderen en de oma op het tussen hen ontstane gezinsleven. Naar het oordeel van het hof wordt door de maatregel van de ontheffing aan alle partijen duidelijkheid geboden. De juridische situatie wordt in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie.

4.5.5. Nu de instemming van de moeder met de uithuisplaatsing van de kinderen onvoldoende bestendig is en de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ontoereikend zijn om de bedreiging in de ontwikkeling van [B.] en [C.] weg te nemen, is het hof van oordeel dat ontheffing van de moeder van het ouderlijk gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de gronden voor ontheffing als bedoeld in art. 1:266 BW aanwezig zijn en dat de voorwaarden als bedoeld in art. 1:268 lid 2 aanhef en sub a BW zijn vervuld. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

4.5.6. Het hof hecht eraan op te merken, doch dit ten overvloede, dat het verlies van het gezag door de ontheffing niet betekent dat de moeder ook haar moederrol verliest. Het hof acht het zowel in het belang van de moeder als in het belang van de kinderen dat de moeder aan zichzelf blijft werken, zodat zij haar moederrol op de huidige wijze kan blijven vervullen en zo mogelijk in de toekomst kan uitbreiden.

5. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 december 2005.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Smit, Kranenburg en Hompus en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 6 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.