Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2009, BH0018, 20-000356-08

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2009, BH0018, 20-000356-08

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 januari 2009
Datum publicatie
15 januari 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH0018
Zaaknummer
20-000356-08

Inhoudsindicatie

Hof wijst zaak terug naar de rechtbank teneinde opnieuw te worden berecht, omdat de behandeling van de zaak van verdachte niet heeft plaatsgevonden door een onpartijdige rechter als is bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM en aldus tekort is gedaan aan verdachtes recht op een eerlijk proces.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000356-08

Uitspraak : 14 januari 2009

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 januari 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-889044-06 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1963],

wonende te [woonplaats], [adres],

thans verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 GEV te Vught.

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 januari 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft zich met betrekking tot het door de verdediging gedane verzoek tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank teneinde opnieuw te worden berecht, gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Geldigheid van de behandeling in eerste aanleg

Namens verdachte is, op de gronden zoals verwoord in de ter terechtzitting d.d. 14 januari 2009 overgelegde pleitnotitie, verzocht tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank voor een inhoudelijke behandeling. Hiertoe is primair aangevoerd – kort gezegd - dat de rechtbank met de afwijzing van het door verdachte gedane aanhoudingsverzoek teneinde zich van rechtskundige bijstand te kunnen voorzien, nadat zijn eerdere raadsman de verdediging had neergelegd, het recht van verdachte op een behandeling in twee feitelijke instanties heeft geschonden en daardoor heeft blijk gegeven van vooringenomenheid.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken:

• Verdachte is aangehouden op verdenking van –kort gezegd- betrokkenheid bij de grootschalige productie van XTC en daarmee samenhangende strafbare feiten. Verdachte verblijft in voorlopige hechtenis op grond van de ernstig geschokte rechtsorde alsmede de recidivegrond.

• Bij brief van 14 maart 2007 heeft [voormalig raadsman], advocaat te [plaats 1], zich gesteld als gekozen raadsman. Bij brief van 4 januari 2008 heeft [raadsman], advocaat te [plaats 2], zich gesteld als opvolgend gekozen raadsman.

• Nadat een schriftelijk aanhoudingsverzoek was afgewezen heeft de raadsman ter terechtzitting van de rechtbank van 15 januari 2008 bij welke gelegenheid volgens gemaakte afspraken de inhoudelijke behandeling een aanvang zou nemen, opnieuw verzocht de inhoudelijke behandeling aan te houden omdat hij onvoldoende tijd heeft gehad om de zaak voor te bereiden. Pas omstreeks 27 december 2007 heeft verdachte de raadsman benaderd met het verzoek de verdediging van [voormalig raadsman] over te nemen. Aan dat verzoek heeft de raadsman verder ten grondslag gelegd de omvang van het dossier en het feit dat zijn cliënt gedetineerd is. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek af. De raadsman legt daarop de verdediging neer zodat verdachte vanaf dat moment verstoken is van rechtsgeleerde bijstand. Verdachte doet vervolgens zelf een verzoek tot aanhouding. Hij wil zich bij de inhoudelijke behandeling laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze, namelijk [raadsman]. De rechtbank wijst ook dit aanhoudingsverzoek af. Verdachte verlaat de zittingzaal.

• Nadat verdachte de zittingzaal heeft verlaten, vindt de inhoudelijke behandeling plaats en wordt het onderzoek ter terechtzitting na requisitoir gesloten. Bij vonnis van 31 januari 2008 heeft de rechtbank verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren.

• Er is sprake van een omvangrijk dossier van vele duizenden pagina’s, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 15 en 17 januari 2008 bestaande uit 39 ordners.

Ingevolge vaste jurisprudentie dient een zaak onder meer te worden teruggewezen wanneer zich een zodanig gebrek heeft voorgedaan in de samenstelling van het gerecht dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden door een onpartijdige instantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.

Naar het oordeel van het hof had de rechtbank in de combinatie van

• het grote belang van verdachte om bij een zo ernstige verdenking adequaat te worden verdedigd en

• de korte tijdsspanne die de raadsman resteerde om zich in te werken in een omvangrijk dossier nadat [voormalig raadsman] de verdediging had neergelegd

in casu aanleiding moeten vinden de behandeling van de zaak van verdachte aan te houden en een raadsman toe te voegen. Daaraan doet niet af dat afspraken waren gemaakt omtrent de inhoudelijke behandeling van de zaak van verdachte en die van zijn medeverdachten. En daaraan doet evenmin af dat verdachte pas omstreeks 27 december 2007 een andere raadsman heeft aangezocht. Door niettemin over te gaan tot een inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank tenminste de schijn gewekt het belang van proceseconomie belangrijker te achten dan het belang van een adequate verdediging van verdachte in een zaak van deze omvang. Daardoor kon bij verdachte de gerechtvaardigde vrees ontstaan dat zijn zaak niet is berecht door een onpartijdige rechter.

Om deze reden is het hof van oordeel dat de behandeling van de zaak van verdachte niet heeft plaatsgevonden door een onpartijdige rechter als is bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM en is aldus tekortgedaan aan verdachtes recht op een eerlijk proces. De consequentie van dit oordeel is dat het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 31 januari 2008 zal worden vernietigd en de zaak van verdachte zal worden teruggewezen naar die rechtbank teneinde op de bestaande inleidende dagvaarding zoals gewijzigd ter terechtzitting van de rechtbank van

6 september 2007, opnieuw te worden berecht.

Gelet op dit oordeel van het hof, behoeven de overige stellingen van de verdediging geen nadere bespreking.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep.

Verklaart de behandeling in eerste aanleg nietig.

Wijst de zaak terug naar de rechtbank 's-Hertogenbosch teneinde op de bestaande inleidende dagvaarding zoals gewijzigd ter terechtzitting van de rechtbank van 6 september 2007, opnieuw te worden berecht.

Aldus gewezen door

mr. K.J. van Dijk, voorzitter,

mr. J.J. van der Kaaden en mr. K. van der Meijde,

in tegenwoordigheid van mr. C.C. Lemmers, griffier,

en op 14 januari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.