Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3313, 20-001312-12
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3313, 20-001312-12
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 juli 2013
- Datum publicatie
- 23 juli 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3313
- Zaaknummer
- 20-001312-12
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 36e
Inhoudsindicatie
Ontnemingszaak hennepteelt. Stof, vervuilde apparatuur en kalkaanslag zijn in dit geval onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde voorafgaand aan de aangetroffen hennepplanten nog eerder een hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld.
Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001312-12
Uitspraak : 22 juli 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 maart 2012 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-277711-11 tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
volgens de gemeentelijke basisadministratie wonende te [woonplaats], [adres],
doch volgens eigen opgaaf ter terechtzitting wonende te [woonplaats], [adres]
waarbij aan de veroordeelde de verplichting werd opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.000,00 ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van of uit de baten van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld heeft verkregen.
Hoger beroep
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de hoogte van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op het bedrag van twee maal € 64.803,76 minus de door veroordeelde gemaakte kosten en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
De verdediging heeft bepleit:
- -
-
primair dat de vordering zal worden afgewezen;
- -
-
subsidiair dat het hof zal uitgaan van een door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel van maximaal € 5.000,00 per oogst;
- -
-
meer subsidiair dat het hof de hoogte van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op 30 dan wel 33 procent van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 126.057,16 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
De beoordeling
Veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 30 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 01.277711.11 tot straf veroordeeld ter zake van:
- -
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- -
-
diefstal door twee of meer verenigde personen.
De veroordeelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld op 2 april 2012, maar heeft dit beroep ingetrokken op 3 juli 2013, waardoor het vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel – waaronder begrepen besparing van kosten – heeft verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde dan wel soortgelijke feiten.
Het bewijs 1
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2012 van de politierechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch, parketnummer 01.277711.11, inhoudende de aantekening van het mondeling vonnis waarbij veroordeelde is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal door twee of meer verenigde personen in de periode van 1 juli 2010 tot en met 17 januari 2011.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 januari 2011 waren wij op het perceel [adres] te [woonplaats]. Samen met hoofdbewoner en later verdachte [veroordeelde] werd het bedrijfspand betreden. Ik, [verbalisant 1], hoorde dat [veroordeelde] verklaarde dat hij een hennepkwekerij had op de zolder van het bedrijfspand. Op aanwijzen van [veroordeelde] werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de zolder van de bedrijfsruimte achter de woning op perceel [adres]. De ruimte was ingedeeld in een middenpad en zowel links als rechts een ruimte met hennepplanten. Wij zagen dat er in de linkerruimte 266 plastic bakken, met daarin per bak een hennepplant, stonden. Wij zagen dat er in de rechterruimte 470 plastic bakken, met daarin per bak een hennepplant, stonden.2
De verklaring van veroordeelde, afgelegd op 17 januari 2011, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Via een growshop ben ik in contact gekomen met [naam] en [naam] uit Venlo. De afspraak was gemaakt dat zij de hennepkwekerij zouden inrichten en verder verzorgen. Ze zijn een half jaar geleden begonnen met bouwen. Ik heb zelf met het bouwen meegeholpen. Daar heb ik € 500,00 voor gebeurd.3
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel