Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1998, 15/00136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1998, 15/00136

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 mei 2016
Datum publicatie
17 augustus 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1998
Formele relaties
Zaaknummer
15/00136

Inhoudsindicatie

Is de legesnota van € 4,85 terecht aan belanghebbende opgelegd? In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:

I. Betreft de dienst, bestaande uit het verstrekken van een uittreksel uit de GBA, rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar belang?

II. Zijn, gelet op het arrest van dit Hof van 13 juni 2014, 11/00255bis, ECLI:NL:GHSHE:2014:1762, de in rekening gebrachte kosten van het uittreksel uit de GBA hoger dan de kostprijs?

Het Hof beantwoord vraag I bevestigend en vraag II ontkennend. Het gelijk is aan de Heffingsambtenaar.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00136

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 23 december 2014, nummer AWB/ROE 12/1201, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Maasgouw,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te vermelden legesnota.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij beschikking van 31 juli 2012 (hierna: de legesnota) een bedrag van € 4,85 in rekening gebracht in verband met de aanvraag van een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de GBA).

1.2.

Met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is door belanghebbende rechtstreeks beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van

€ 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 april 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar de heer [A] .

Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en hetgeen de Heffingsambtenaar ter zitting geloofwaardig heeft verklaard, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft op 31 juli 2012 een uittreksel uit de GBA aangevraagd.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft ter zake van voormelde aanvraag met toepassing van de Legesverordening Maasgouw 2012 en de daarbij behorende Tarieventabel (onderdeel 1.4.2) een bedrag van € 4,85 aan leges geheven.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de legesnota terecht aan belanghebbende is opgelegd. In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:

I. Betreft de dienst, bestaande uit het verstrekken van een uittreksel uit de GBA, rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar belang?;

II. Zijn, gelet op het arrest van dit Hof van 13 juni 2014, 11/00255bis, ECLI:NL:GHSHE:2014:1762, de in rekening gebrachte kosten van het uittreksel uit de GBA hoger dan de kostprijs?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en, naar het Hof begrijpt, de tweede bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de legesnota. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing