Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1849, 20/00348
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1849, 20/00348
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 juni 2021
- Datum publicatie
- 6 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:1849
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:381
- Zaaknummer
- 20/00348
Inhoudsindicatie
De heffingsambtenaar was bevoegd. De WOZ-waarde is niet te hoog vastgesteld. De rechtbank heeft ten onrechte geen immateriële schadevergoeding toegekend.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00348
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 14 april 2020, nummers SHE 19/271 en 19/1251, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
1.7. De zitting heeft digitaal via een beeld- en geluidverbinding plaatsgevonden op 30 maart 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummer 20/00350.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een winkelpand in [vestigingsplaats] . De onroerende zaak, met bouwjaar 1930, bestaat uit één bouwlaag op de begane grond en een heeft een brutovloeroppervlakte (BVO) van 56 m2
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 62.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak
en de aanslag gehandhaafd.
Ter onderbouwing van de waarde heeft de heffingsambtenaar verwezen naar een taxatierapport van 13 januari 2020, opgesteld door [A] , waarin de waarde is getaxeerd op € 83.000.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is de heffingsambtenaar bevoegd?
-
Is de waarde van onroerende zaak te hoog vastgesteld?
-
Heeft de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de waarde tot € 54.000 en toekenning van een immateriële schadevergoeding De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.