Hoge Raad, 02-05-1995, ZD0031, 99.629
Hoge Raad, 02-05-1995, ZD0031, 99.629
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 mei 1995
- Datum publicatie
- 3 mei 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1995:ZD0031
- Zaaknummer
- 99.629
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 242, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 243, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 244, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 245, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 359
Inhoudsindicatie
De subjectieve beleving van dader of slachtoffer kan voor de betekenis van 'sexueel binnendringen van het lichaam' cfm art. 242 Sr van belang zijn, maar is daarvoor niet beslissend. Sr art. 243, 244 en 245; Sv art. 359.1 en 3. Beroep verworpen. Subjectieve beleving van verd. of slachtoffer niet beslissend voor "sexueel binnendringen" cfm art. 242 Sr. Hof: Het binnendringen van de anus met een stuk gereedschap heeft een sexuele strekking en is derhalve sexueel binnendringen cfm art. 242 Sr. Midd.: Geen sexueel binnendringen nu de handelingen door slachtoffer en verd. niet als sexueel zijn ervaren. HR: 's Hofs oordeel is juist. Hieraan doet niet af dat uit de bew.midd'n niet volgt dat verd. enig sexueel genot cq opwinding heeft ervaren bij het plegen van de bew.verkl'e handelingen noch dat het slachtoffer bedoelde handelingen niet als sexueel heeft ervaren. De subjectieve beleving van dader cq slachtoffer kan voor sexueel binnendringen van het lichaam cfm art. 242 Sr van belang zijn, doch is daarvoor niet beslissend in die zin dat er geen verkrachting kan zijn als de dader bij de desbetreffende handeling(en) geen sexuele gevoelens heeft ondervonden cq het slachtoffer die handelingen niet als sexueel heeft ervaren.
Uitspraak
2 mei 1995
Strafkamer
nr. 99.629
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 juli 1994 in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats] , ten tijde van de bestreden uitspraak preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Boschpoort" te Breda.
1 De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 15 februari 1994 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 3. telastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven" en "medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden" in voortgezette handeling begaan en 2. "verkrachting" veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf.
2 Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr G. Spong, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3 De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.