Home

Hoge Raad, 26-09-2000, AA7231, 00106/00

Hoge Raad, 26-09-2000, AA7231, 00106/00

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 september 2000
Datum publicatie
16 augustus 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA7231
Formele relaties
Zaaknummer
00106/00
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 432

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

26 september 2000

Strafkamer

nr. 00106/00

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek

gewezen arrest van het Gerechtshof te

's-Gravenhage van 17 november 1999 in de

strafzaak tegen:

[verdachte], geboren op Curaçao (Nederlandse

Antillen) op [geboortedatum] 1963, ten tijde

van de bestreden uitspraak uit anderen hoofde

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De

Dordtse Poorten” te Dordrecht.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd

een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 7 juni 1999, waarbij de verdachte ter zake van "diefstal" is veroordeeld tot één week gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te ‘s-Gravenhage, een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat_Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn cassatieberoep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een akte van uitreiking, inhoudende dat de dagvaarding in

appèl op 20 oktober 1999 aan de verdachte in persoon is uitgereikt.

3.2. Nu de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 3 november 1999 te verschijnen aan de verdachte in persoon is betekend, had, ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder a, Sv, het beroep in cassatie binnen veertien dagen na de einduitspraak van het Hof, derhalve uiterlijk op 1 december 1999, moeten worden ingesteld.

3.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een akte als bedoeld in art. 451 Sv. Wel bevindt zich bij deze stukken een op een kopie van de appèldagvaarding gestelde mededeling van de verdachte, inhoudende:

“1-12-99 te 21.30 uur [verdachte], thans verblijvende in verzekering gesteld op het politiebureau Hoofdbureau cel 311, wenst in cassatie te gaan en verzoekt advocaat Mantz dit nog heden per fax door te geven”.

3.4. Voormelde kopie met die mededeling, welke moet worden opgevat als een bijzondere volmacht tot het instellen van beroep in cassatie als bedoeld in art. 450 Sv, is via de fax op 1 december 1999 te 23.50 uur bij de Griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage binnengekomen, weliswaar op de laatst mogelijke dag van de bij de wet gestelde termijn, doch na sluiting van de griffie en derhalve te laat. Op dat tijdstip kan immers geen akte als bedoeld in art. 451 Sv worden opgemaakt. De verdachte kan daarom in zijn beroep niet worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president

C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren

H.A.M. Aaftink en J.P. Balkema, in bijzijn van de

waarnemend-griffier E.H. Schulten, en uitgesproken

op 26 september 2000.