Home

Hoge Raad, 10-08-2001, ZC3645, C99/281HR

Hoge Raad, 10-08-2001, ZC3645, C99/281HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 augustus 2001
Datum publicatie
13 augustus 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:ZC3645
Formele relaties
Zaaknummer
C99/281HR

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

10 augustus 2001

Eerste Kamer

Nr. C99/281HR

AP

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

BALLAST NEDAM CONSTRUCTION INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Amsterdam,

EISERES tot cassatie,

incidenteel verweerster,

advocaat: mr. H.A. Groen,

t e g e n

B & G STAALCONSTRUCTIE B.V., gevestigd te Eindhoven,

VERWEERSTER in cassatie,

incidenteel eiseres,

advocaat: mr. R.S. Meijer.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Ballast Nedam - heeft bij exploit van 30 oktober 1987 verweerster in cassatie - verder te noemen: B & G - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd B & G te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 487.605,-- te verhogen met de wettelijke rente van 3 september 1987 tot op de dag van algehele voldoening, en tot vergoeding van additionele interne en externe gevolgschade en kosten van Ballast Nedam, nader op te maken bij staat, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 3 september 1987 tot op de dag van algehele voldoening.

Bij incidentele conclusie tot vrijwaring heeft B & G gevorderd de oproeping van Sigma Coating B.V. (hierna: Sigma), Staalstraal Brabant B.V. (hierna: Staal-straal) en B.V. Rotterdamsch Zandstraal- en Schildersbedrijf (hierna: RZB) in vrijwaring te gelasten.

Nadat Ballast Nedam een incidentele conclusie van antwoord tot afwijzing vrijwaring had genomen, heeft de Rechtbank bij vonnis van 4 november 1988 in het incident de oproeping in vrijwaring toegestaan en in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwezen teneinde voort te procederen.

B & G heeft vervolgens in de hoofdzaak de vordering bestreden.

Na een tussenvonnis van 16 november 1990 heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 16 juli 1993 in de hoofdzaak partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten zoals in rechtsoverweging 2.13 van haar vonnis aangegeven en in de vrijwaringszaak elke verdere beslissing aangehouden. Bij tussenvonnis van 13 januari 1995 heeft de Rechtbank in de hoofdzaak bevolen dat een deskundigenbericht zal worden uitgebracht, daartoe vragen geformuleerd, een deskundige benoemd en in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak iedere verdere beslissing aangehouden. Bij eindvonnis van 5 juli 1996 heeft de Rechtbank in de hoofdzaak de vordering van Ballast Nedam afgewezen en Ballast Nedam veroordeeld in de kosten op de hoofdzaak gevallen, die van het vrijwaringsincident daaronder begrepen, aan de zijde van B & G begroot op ƒ 26.850,--. In de vrijwaringszaak heeft de Rechtbank de vordering van B & G afgewezen en haar veroordeeld in de kosten op de vrijwaring gevallen, aan de zijde van Sigma, Staalstraal en RZB begroot op ƒ 34.800,--.

Tegen de vonnissen van 16 november 1990, 16 juli 1993 en 5 juli 1996 heeft Ballast Nedam hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. B & G heeft incidenteel appel ingesteld tegen de door de Rechtbank uitgesproken kostenveroordeling.

Bij arrest van 20 mei 1999 heeft het Hof de vonnissen van de Rechtbank van 16 november 1990, 16 juli 1993 en 5 juli 1996 bekrachtigd. Het Hof heeft Ballast Nedam veroordeeld in de kosten van het geding in het principaal appel, aan de zijde van B & G begroot op ƒ 8.280,-- aan verschotten en ƒ 6.200,-- voor salaris van de procureur en B & G in de kosten van het geding in het incidenteel appel aan de zijde van Ballast Nedam begroot op ƒ 3.100,-- voor salaris van de procureur.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof heeft Ballast Nedam beroep in cassatie ingesteld. B & G heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Ballast Nedam mede door mr. T.A. Kruit, advocaat bij de Hoge Raad. Ballast Nedam heeft zich bij haar schriftelijke toelichting ten aanzien van het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep van B & G gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal A.S. Hartkamp strekt in het principale beroep tot verwerping en in het (onvoorwaardelijk ingestelde) incidentele beroep tot vernietiging van de in dat beroep bestreden beslissing in 's Hofs arrest en tot toewijzing van de vordering van B & G tot veroordeling van Ballast Nedam in de kosten die B & G in de beide feitelijke instanties in de vrijwaringsprocedures heeft gemaakt.

De advocaat van Ballast Nedam heeft bij brief van 17 mei 2001 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1 De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.2 Nu het middel in het principale beroep faalt, behoeft het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep geen behandeling.

4. Beoordeling van het middel in het onvoorwaardelijk ingestelde incidentele beroep

4.1 De Rechtbank heeft in de hoofdzaak de vordering van Ballast Nedam afgewezen. Zij heeft vervolgens Ballast Nedam veroordeeld in de kosten op de hoofdzaak gevallen, die van het vrijwaringsincident daaronder begrepen, aan de zijde van B & G begroot op ƒ 26.850,--. In de vrijwaring heeft de Rechtbank de vordering van B & G afgewezen en B & G veroordeeld in de kosten op de vrijwaring gevallen, aan de zijde van Sigma, Staalstraal en RZB begroot op in totaal ƒ 34.800,--.

4.2 De incidentele grief van B & G hield in dat de Rechtbank Ballast Nedam in de hoofdzaak ten onrechte niet heeft veroordeeld in de kosten van de vrijwaring ten bedrage van ƒ 34.800,--. Het Hof heeft die grief verworpen en B & G veroordeeld in de kosten van het incidentele appel. Hiertegen keert zich het middel.

4.3 Het middel is gegrond. Nu de stukken van het geding geen andere gevolgtrekking toelaten dan dat B & G voldoende belang had bij de door haar in vrijwaring ingestelde vorderingen en de vordering in de hoofdzaak is gebleken ten onrechte te zijn ingesteld, had het Hof met vernietiging van het eindvonnis van de Rechtbank in zoverre, Ballast Nedam tevens moeten veroordelen in de kosten van de vrijwaringsprocedure ten bedrage van ƒ 34.800,--, nu ook deze kosten zijn veroorzaakt door het instellen van de vordering in de hoofdzaak (HR 26 maart 1993, nr. 14902 en 14841, NJ 1993, 613, rov. 4.3).

4.4 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale beroep:

verwerpt het beroep;

veroordeelt Ballast Nedam in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van B & G begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris;

in het (onvoorwaardelijk ingestelde) incidentele

beroep:

vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 mei 1999, doch uitsluitend voor zover het Hof de kostenveroordeling in de hoofdzaak in het vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juli 1996 heeft bekrachtigd en voor zover dat Hof B & G in de kosten van het incidenteel appel heeft veroordeeld;

vernietigt voormeld vonnis van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover het de kostenveroordeling in de hoofdzaak betreft;

veroordeelt Ballast Nedam in de kosten op de hoofdzaak gevallen, die van het vrijwaringsincident en de vrijwaring daaronder begrepen, aan de zijde van B & G begroot op ƒ 61.600,--;

verstaat dat de kosten van de deskundige ad ƒ 5.900,-- ten laste van het door Ballast Nedam gedeponeer-de voorschot zijn gebracht en dat hetgeen van dat voorschot over is aan Ballast Nedam is c.q. wordt terugbetaald;

veroordeelt Ballast Nedam in de kosten van het geding in het incidentele appel, aan de zijde van B & G begroot op ƒ 3.100,-- voor salaris van de procureur;

veroordeelt Ballast Nedam in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van B & G begroot op ƒ 150,-- aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 10 augustus 2001.