Home

Hoge Raad, 26-11-2002, AE8808, 01089/01 E

Hoge Raad, 26-11-2002, AE8808, 01089/01 E

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 november 2002
Datum publicatie
26 november 2002
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE8808
Formele relaties
Zaaknummer
01089/01 E
Relevante informatie
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren [Tekst geldig vanaf 21-04-2021] [Regeling ingetrokken per 2013-01-01] art. 17

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

26 november 2002

Strafkamer

nr. 01089/01 E

IV/SMA

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 13 maart 2001, nummer 20/002150-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].

1. De bestreden uitspraak

Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 19 september 2000, heeft het Hof de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en haar voorts ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 17, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte.

Namens deze heeft mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.

De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel strekt ten betoge dat de door de verdachte overtreden Regeling fokverbod varkens II 1997 onverbindend is. Ter staving van deze stelling wordt in de toelichting op het middel gewezen op een aantal uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB).

3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij:

"op 6 december 1997 in de gemeente [...], op een varkenshouderij aan de [a-straat] aldaar, gelegen binnen het in artikel 5 van de Regeling fokverbod varkens II 1997 omschreven gebied, een drachtig varken heeft gehouden, terwijl zij als houder van dat varken niet aannemelijk kon maken dat de drachtigheid was ontstaan voor 24 juni 1997, zijnde de dag van inwerkingtreding van bovengenoemde regeling."

3.3.1. De bewezenverklaarde tenlastelegging is toegesneden op art. 1 van de Regeling fokverbod varkens II 1997 (hierna: de Regeling), dat voorzover thans van belang luidt als volgt:

"2. Het is verboden varkens op zodanige wijze te houden dat bevruchting van varkens kan plaatsvinden."

3.3.2. De Regeling is vastgesteld op de voet van art. 17, eerste lid, (oud) Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: de GWWD). Deze bepaling luidde ten tijde van het bewezenverklaarde als volgt:

"Onze Minister kan hetzij voor geheel Nederland, hetzij voor bepaalde gedeelten daarvan, bevelen dat dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast, daartegen op een door hem te bepalen wijze voorbehoedend worden behandeld, worden gemerkt, worden opgesloten of aangelijnd, dan wel voor die dieren andere maatregelen bevelen ter voorkoming van overbrenging van besmetting."

3.4. Het CBB heeft de Regeling onverbindend verklaard aangezien, "gelet op de tekst van artikel 17, hetgeen is bepaald in de Regeling niet behoort tot de "andere maatregelen" die de minister op basis van artikel 17 van de Wet kan bevelen" (vgl. o.a. CBB 3 augustus 2001, LJN AB6575).

3.5. Een behoorlijke taakverdeling tussen de strafrechter en de bestuursrechter brengt, mede met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken, mee dat in het geval de daartoe bij uitstek aangewezen hoogste bestuursrechter in een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang onherroepelijk de onverbindendheid van een algemeen verbindend voorschrift heeft uitgesproken, de strafrechter - behoudens bijzondere omstandigheden - in beginsel van dat oordeel van deze bestuursrechter dient uit te gaan en zich niet opnieuw zelfstandig een oordeel over de onverbindendheid van het desbetreffende voorschrift vormt.

3.6. Nu het CBB, ingevolge art. 109 GWWD belast met de toepassing van die wet, onherroepelijk heeft beslist dat de Regeling fokverbod varkens II 1997 wegens strijd met art. 17 van die wet onverbindend is, moet ook in de onderhavige zaak van die onverbindendheid worden uitgegaan.

3.7. Het middel is dus terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat - in aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde ook niet elders is strafbaar gesteld - als volgt moet worden beslist, zodat de overige middelen geen bespreking behoeven.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, wat betreft de strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte terzake en de strafoplegging;

Ontslaat de verdachte terzake van alle rechtsvervolging.

Dit arrest is gewezen door de president W.E. Haak als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 26 november 2002.