Home

Hoge Raad, 31-01-2003, AF0646, R02/031HR

Hoge Raad, 31-01-2003, AF0646, R02/031HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2003
Datum publicatie
31 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF0646
Formele relaties
Zaaknummer
R02/031HR

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

31 januari 2003

Eerste Kamer

Rek.nr. R02/031HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

1. [Verzoekster 1], en

2. [Verzoeker 2],

beiden wonende te [woonplaats],

VERZOEKERS tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerders,

advocaat: mr. M.W. Scheltema,

t e g e n

1. [Verweerder 1],

2. [Verweerder 2],

3. [Verweerster 3],

4. [Verweerster 4],

5. [Verweerster 5],

6. [Verweerder 6],

7. [Verweerder 7],

allen wonende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie,

niet verschenen,

en

8. COÖPERATIEVE WOONVERENIGING DE MIDDELHORST U.A., gevestigd te Haren,

9. [Verweerder 9], wonende te [woonplaats],

10. [Verweerster 10], wonende te [woonplaats],

11. [Verweerder 11], wonende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie, voorwaardelijk incidenteel verzoekers,

advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 1 november 1999 gedateerd verzoekschrift hebben verweersters in cassatie sub 8 tot en met 11 - verder te noemen: De Middelhorst c.s. - zich gewend tot de Kantonrechter te Groningen en verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:

Primair: doorhaling van de inschrijving in het handelsregister van het bestuur [verweerder 1] d.d. 18 juni 1996 en herstel van de inschrijving van het bestuur [betrokkene 1];

Subsidiair: doorhaling van de inschrijving van het bestuur [verweerder 1] c.q. doorhaling van de aantekening, dat het bestuur [verweerder 1] tot 10 maart 1999 het bestuur van De Middelhorst was conform de beschikking van de Rechtbank te Groningen d.d. 12 februari 1999.

Verzoekers tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] c.s. - hebben het verzoek bestreden.

De Kantonrechter heeft bij beschikking van 10 april 2000 De Middelhorst c.s. in hun verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen deze beschikking hebben De Middelhorst c.s. hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Groningen.

Bij tussenbeschikking van 12 januari 2001 heeft de Rechtbank de beschikking van de Kantonrechter van 10 april 2000 vernietigd en [verzoeker] c.s. en verweerders in cassatie sub 1 tot 7 - verder te noemen [verweerder] c.s. - toegelaten te bewijzen dat [betrokkene 2] de convocaties voor de vergadering van 17 juni 1996 op 6 juni 1996 heeft opgesteld en verspreid. Bij eindbeschikking van 18 januari 2002 heeft de Rechtbank doorhaling van de inschrijving in het Handelsregister van het bestuur [verweerder 1] d.d. 18 juni 1996 gelast.

De beschikkingen van de Rechtbank van 12 januari 2001 en 18 januari 2002 zijn aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen beide beschikkingen van de Rechtbank hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Middelhorst c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer verzocht het beroep te verwerpen. [Verweerder] c.s. zijn in cassatie niet verschenen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het principale beroep.

De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 21 november 2002 op deze conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel in het principaal beroep

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2 - 2.5.

3.2 Het gaat in cassatie om de vraag of, kort gezegd, de in de vergadering van De Middelhorst van 17 juni 1996 genomen besluiten, waaronder dat tot ontslag van het bestuur [betrokkene 1] en benoeming van een tijdelijk bestuur onder voorzitterschap van [verweerder 1] (het bestuur [verweerder 1]), geldig zijn. In haar eindbeschikking van 18 januari 2002 heeft de Rechtbank voormelde vraag ontkennend beantwoord. Op grond daarvan heeft zij de doorhaling gelast van de inschrijving in het handelsregister van het bestuur [verweerder 1] d.d. 18 juni 1996.

3.3 Onderdeel 1 richt zich met een rechts- en motiveringsklacht tegen hetgeen de Rechtbank in rov. 4.4 van haar tussenbeschikking en daarop voortbouwend in haar eindbeschikking heeft overwogen, te weten dat niet-inachtneming van de in art. 47 van de statuten van De Middelhorst genoemde oproepingstermijn voor de algemene vergadering van 17 juni 1996 meebrengt dat de in die vergadering genomen besluiten nietig zijn. De sanctie op niet-naleving van een dergelijk procedureel voorschrift is, aldus het middel, op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a, BW vernietigbaarheid van het besluit.

In rov. 4.3 van haar tussenbeschikking heeft de Rechtbank als stelling van appellanten - De Middelhorst c.s. - vermeld dat de oproeping van 6 juni 1996 vals is, althans niet als een oproeping overeenkomstig de statuten kan worden beschouwd, nu deze niet van [betrokkene 2] is uitgegaan, hetgeen door geïntimeerden wordt betwist. De in deze rechtsoverweging genoemde stukken - een kopie van een convocatie van 6 juni 1996 met in de kop de naam van [betrokkene 2], maar zonder diens handtekening, alsmede een brief van [betrokkene 2] van 7 juni 1996, waarin deze te kennen geeft niet te hebben voldaan aan het verzoek van de vergadering om een oproep voor de volgende vergadering te doen uitgaan - geven de Rechtbank "een vermoeden van juistheid van de stelling van appellanten". Na te hebben overwogen dat noch is gesteld noch is gebleken dat andere leden overeenkomstig art. 45 van de statuten het initiatief tot het bijeenroepen van een tweede vergadering hebben genomen, heeft de Rechtbank [verzoeker] c.s. toegelaten te bewijzen dat [betrokkene 2] "de convocaties voor de vergadering 17 juni 1996 op 6 juni 1996 heeft opgesteld en verspreid". Daaraan heeft zij toegevoegd dat, zo zij daarin niet slagen, de besluiten die in deze vergadering worden genomen, op grond van de statuten als nietig dienen te worden beschouwd. In haar eindbeschikking van 18 januari 2002 heeft de Rechtbank geoordeeld dat [verzoeker] c.s. niet in het bewijs waren geslaagd.

3.4 Hetgeen de Rechtbank heeft overwogen moet aldus worden verstaan dat vaststaat dat anderen dan [betrokkene 2] niet het initiatief hebben genomen tot het bijeenroepen van de vergadering van 17 juni 1996, dat zij voors- hands uitgaat van de juistheid van de stelling van De Middelhorst c.s. dat de oproep voor deze vergadering ook niet van [betrokkene 2] is uitgegaan, en dat [verzoeker] c.s. niet zijn geslaagd in het bewijs dat [betrokkene 2] de convocatie heeft doen uitgaan en dat hij dit tijdig heeft gedaan. Dit een en ander is in cassatie niet bestreden. Nu hierin als oordeel van de Rechtbank besloten ligt dat de vergadering van 17 juni 1996 niet bevoegd is bijeengeroepen, en deze grond de slotsom dat de in die vergadering genomen besluiten nietig zijn, zelfstandig kan dragen, kan onderdeel 1 bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden. Onderdeel 2 bouwt voort op onderdeel 1 en moet het lot daarvan delen.

3.5 Het incidenteel beroep behoeft geen behandeling, nu de voorwaarde waaronder het is ingesteld, niet is vervuld.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het principaal beroep;

veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Middelhorst c.s. begroot op € 252,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 31 januari 2003.