Home

Hoge Raad, 04-02-2003, AF1941, 02526/01

Hoge Raad, 04-02-2003, AF1941, 02526/01

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 februari 2003
Datum publicatie
22 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF1941
Zaaknummer
02526/01

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

4 februari 2003

Strafkamer

nr. 02526/01

EW/KD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 5 juni 2001, nummer 21/001455-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 13 juni 2000 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van subsidiair "zware mishandeling" veroordeeld tot twee jaren gevangenisstraf met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak, is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.Th.L. van der Meulen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt erover dat het bewezenverklaarde 'zwaar lichamelijk letsel' niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op 22 februari 2000 te Arnhem aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letstel (gebroken neus en gekneusde ribben en blauwe ogen) heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn (tot vuisten gebalde) handen (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en lichaam van die [slachtoffer] te slaan en te stompen."

3.3. Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] houden de na te noemen door het Hof gebezigde bewijsmiddelen het volgende in:

"3. een schriftelijk stuk, als bijlage 2.1.4 gevoegd bij het proces-verbaal met dossiernummer PL07755/00-002772, zijnde de bevindingen bij het medisch onderzoek slachtoffer zedendelict door [betrokkene 1], betreffende [slachtoffer], gedateerd

23 februari 2000, voorzover inhoudende - zakelijk weergegeven -:

Omschrijving letsel op het lichaam. Twee blauwe ogen met bloeduitstortingen rond de ogen. De neus is gezwollen en de neusrug is gebroken. 4. een proces-verbaal, als dossier-paragraaf 0.4 gevoegd bij het proces-verbaal met dossiernummer PL07755/00-002772, op 26 april 2000 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie Divisie JZ, Unit Jeugd- en Zedenzaken, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

Op zaterdag 26 februari 2000 werd aangeefster [slachtoffer] nader gehoord. Aangeefster verklaarde dat het slecht met haar ging. Behalve de reeds eerder medisch vastgestelde gebroken neus, was inmiddels door een door haar geconsulteerde huisarts vastgesteld dat zij tevens een hersenschudding en enkele zwaar gekneusde ribben had."

3.4. Lichamelijk letsel is, naast de in art. 82 Sr beschreven gevallen, als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. In aanmerking genomen dat de bewijsmiddelen ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] niets inhouden omtrent de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel is 's Hofs oordeel dat het door die persoon opgelopen letsel, zoals dat is bewezenverklaard, zwaar lichamelijk letsel oplevert, niet zonder meer begrijpelijk. De bewezenverklaring is dus niet naar behoren met redenen omkleed. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak, voorzover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen, niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak voorzover aan zijn oordeel onderworpen; Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te

's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 4 februari 2003.