Home

Hoge Raad, 25-02-2003, AF3304, 00020/02

Hoge Raad, 25-02-2003, AF3304, 00020/02

Gegevens

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

25 februari 2003

Strafkamer

nr. 00020/02

IV/IK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 september 2001, nummer 23/001121-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 25 februari 2000 - de verdachte ter zake van "zware mishandeling" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van ƒ 750,-. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen een en ander als in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Veldman, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring, inhoudende dat door de verdachte zware mishandeling is gepleegd, niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:

"op 7 februari 1999 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk een kopstoot te geven."

3.3. Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] houden de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen het volgende in:

"2. een ambtsedig proces-verbaal van 7 februari 1999 (...) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als op die datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer]:

Op 7 februari 1999 bevond ik mij in De Dansfabriek, Drieharingstraat te Utrecht. Ik zag en voelde dat een jongen mij een kopstoot gaf. Ik zag dat hij zijn hoofd naar achteren deed en vervolgens kennelijk opzettelijk en met kracht naar voren bewoog. Ik voelde dat zijn voorhoofd op mijn neus terecht kwam. Ik voelde onmiddellijk een hevige pijn. Ik zag later dat mijn neus bloedde. Mijn neus is nog opgezet en gevoelig.

3. een ambtsedig proces-verbaal van 12 februari 1999 (...) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als op die datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer]:

Op 7 februari 1999 heb ik aangifte gedaan van zware mishandeling. Ik heb toen in discotheek De Dansfabriek (het hof leest: te Utrecht) een kopstoot van een andere jongen gekregen. Vandaag ben ik bij mijn huisarts geweest. Deze vermoedde dat mijn neus was gebroken en stuurde mij door naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat ik een gebroken neus heb. Mijn neus is blauw en ge-zwollen en doet pijn. Sommige plekken van mijn neus zijn gevoelloos.

4. Een geschrift, zijnde een kopie van een EHBO-formulier van het Ziekenhuis Oudenrijn te Utrecht (...) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Betreft: [slachtoffer].

Binnenkomst via: Röntgen.

Anamnese: trauma neus vijf dagen geleden, zwelling.

Röntgen X: X-0S nasalis # (fractuur, naar het hof begrijpt)."

3.4. In aanmerking genomen hetgeen aldus omtrent het toegebrachte letsel is vastgesteld en in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat de gebezigde bewijsmiddelen niets inhouden omtrent de aard van de breuk, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, is het oordeel van het Hof dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen niet zonder meer begrijpelijk.

De bewezenverklaring is dus niet naar behoren met redenen omkleed (vgl. HR 17 september 2002, LJN AE4197).

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 25 februari 2003.