Home

Hoge Raad, 01-07-2003, AF8069, 02163/02

Hoge Raad, 01-07-2003, AF8069, 02163/02

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 juli 2003
Datum publicatie
31 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF8069
Formele relaties
Zaaknummer
02163/02
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 344, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 360

Inhoudsindicatie

1 juli 2003 Strafkamer nr. 02163/02 SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2001, nummer 21/001025-01, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden uitspraak...

Uitspraak

1 juli 2003

Strafkamer

nr. 02163/02

SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2001, nummer 21/001025-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

1.1. Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 27 maart 2001, heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 27 januari 1998 - de verdachte ter zake van "het als bedrijf uitoefenen van opzettelijk een voorwerp, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat, openlijk ter verspreiding aanbieden en ter verspreiding voorhanden hebben, meermalen gepleegd" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

1.2. Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een schriftelijk bescheid in de zin van art. 344, derde lid, Sv zonder dat gebruik overeenkomstig art. 360, eerste lid, Sv te motiveren.

3.2. Het middel doelt op het als bewijsmiddel 2 opgenomen relaas van de verbalisant. Dit bewijsmiddel moet worden aangemerkt als schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344, derde lid, Sv. Ingevolge art. 360, eerste lid, Sv dient het gebruik van dit bewijsmiddel nader te worden gemotiveerd.

3.3. Het bewijsmiddel houdt slechts in wat de aanleiding is geweest voor het instellen van het gerechtelijk vooronderzoek tegen de verdachte. Nu het bewijsmiddel niets bevat wat bijdraagt aan het bewijs van hetgeen ten laste van de verdachte bewezen is verklaard en de bewezenverklaring volledig kan worden afgeleid uit de inhoud van de overige gebezigde bewijsmiddelen, is de bewezenverklaring ook zonder dit bewijsmiddel toereikend gemotiveerd, zodat de verdachte geen belang heeft bij zijn hiervoor weergegeven klacht.

3.4. Het middel faalt.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel strekt ten betoge dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed en komt voorts op tegen de verwerping van het in hoger beroep gevoerde verweer dat het, om te kunnen vaststellen of de compact discs in strijd met eens anders auteursrecht zijn vervaardigd, noodzakelijk is te weten in welk land de vervaardiging heeft plaatsgevonden.

4.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 april 1996 tot en met 26 oktober 1996 in Nederland telkens opzettelijk een aantal voorwerpen te weten compact discs, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk (te weten muziek met of zonder woorden) was vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en ter verspreiding voorhanden heeft gehad welk bovenomschreven misdrijf hij verdachte als bedrijf heeft uitgeoefend."

4.3. De bestreden uitspraak is door het Hof gewezen na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad. In zijn verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad, voorzover thans van belang, als volgt beslist:

"Indien voorwerpen als de onderhavige in een bepaald land zijn vervaardigd, moet naar het aldaar geldende recht worden beoordeeld of de verveelvoudiging van het werk ongeoorloofd is en dus een inbreuk op het auteursrecht oplevert. Dat vloeit voort uit het stelsel van de Berner Conventie, dat ten aanzien van verveelvoudiging meebrengt dat de vraag of een werk bescherming verdient moet worden beoordeeld naar het recht van het land waar de verveelvoudiging is vervaardigd (vgl. HR 27 januari 1995, NJ 1995, 669). Indien aldaar het desbetreffende werk niet of niet meer beschermd is, is de vraag of toestemming is verleend door degene die (elders) rechthebbende is, niet van belang. Dan kan immers niet worden gezegd dat in aldaar vervaardigde voorwerpen als waarvan hier sprake is "met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat"."

(HR 27 maart 2001, NJ 2001, 439, rov. 3.4)

4.4. Voorzover het middel opkomt tegen de verwerping van het in hoger beroep gevoerde bewijsverweer, geldt het volgende. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer in de aanvulling op het verkorte arrest samengevat en verworpen als volgt:

"De raadsman heeft met betrekking tot het primair telastegelegde aangevoerd dat, om te kunnen vaststellen of de betrokken cd's in strijd met eens anders auteursrecht zijn vervaardigd, het noodzakelijk is te weten in welk land de onderhavige cd's zijn vervaardigd om vervolgens te kunnen bezien of aldaar in strijd met het auteursrecht is gehandeld en voorts dat de betreffende cd's zijn vervaardigd in een land dat geen auteursrechtelijke bescherming kent. Het hof verwerpt het niet nader door de raadsman geadstrueerde verweer. Op grond van de verklaring van voormelde deskundige (de Hoge Raad begrijpt: de getuige-deskundige Ch.P.J. Braam, teamleider bij de opsporingsdienst van Buma/Stemra) inhoudende dat er landen zijn die geen auteursrechtelijke bescherming kennen, maar dat in die landen, alle buiten Europa, geen produktiecapaciteit bestaat voor het aantal compact-discs waarvan in de zaak tegen verdachte sprake is, is het hof van oordeel dat er geen enkele aanwijzing is dat de onderhavige compact-discs zijn geproduceerd in een land of landen dat/die geen auteursrechtelijke bescherming kennen dan wel een land dat geen auteursrechtelijke bescherming kent/kennen."

4.5. Voorop staat dat indien werken zijn verveelvoudigd in een land dat auteursrechtelijke bescherming kent, die bescherming, teneinde voldoende en doeltreffend te zijn - mede gelet op art. 9 van de Berner Conventie en art. IVbis van de Universele auteursrecht-conventie - een verbod op verveelvoudiging van de desbetreffende werken omvat. De rechter die het verweer dient te beoordelen dat geen inbreuk op eens anders auteursrecht is gemaakt omdat de verveelvoudiging van de werken heeft plaatsgevonden in een land waar deze auteursrechtelijke bescherming niet geldt, behoort te onderzoeken of aannemelijk is dat de werken in een dergelijk land zijn verveelvoudigd. Daarbij mag hij in zijn overwegingen betrekken of het gevoerde verweer voldoende is geadstrueerd.

4.6. In het onder 4.4 weergegeven oordeel van het Hof ligt besloten dat het niet aannemelijk heeft geacht dat de compact discs zijn vervaardigd in een land dat geen auteursrechtelijke bescherming kent. Daaraan heeft het Hof kennelijk de gevolgtrekking verbonden dat de verveelvoudiging van de werken in strijd met eens anders, nog steeds bestaand, auteursrecht heeft plaatsgevonden. Dat oordeel geeft tegen de achtergrond van hetgeen onder 4.5 is overwogen geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat niet blijkt dat het verweer behelst dat de compact discs waren vervaardigd in een met name genoemd land dat geen auteursrechtelijke bescherming kende of waar het desbetreffende werk niet meer auteursrechtelijk beschermd was. Dat oordeel behoefde voorts, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, geen nadere motivering.

4.7. Het onderdeel van de bewezenverklaring dat ziet op de inbreuk op eens anders auteursrecht is daarmee toereikend gemotiveerd. Nu de bewezenverklaring ook voor het overige steun vindt in de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen faalt het middel in beide onderdelen.

5. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 juli 2003.