Hoge Raad, 09-09-2003, AF8779, 00522/03 A
Hoge Raad, 09-09-2003, AF8779, 00522/03 A
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 september 2003
- Datum publicatie
- 9 september 2003
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2003:AF8779
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF8779
- Zaaknummer
- 00522/03 A
Inhoudsindicatie
9 september 2003 Strafkamer nr. 00522/03 A LR/ABG Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 juni 2000, nummer H 068/2000, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren [te geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. 1. De bestreden uitspraak...
Uitspraak
9 september 2003
Strafkamer
nr. 00522/03 A
LR/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 juni 2000, nummer H 068/2000, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 7 december 1999 - de verdachte ter zake van 1. "medeplegen van doodslag, gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken", 2. "medeplegen van overtreding van een bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 gesteld verbod, meermalen gepleegd", 3. en 4. "diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd" en 5. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot twintig jaren gevangenisstraf, met onttrekking aan het verkeer zoals in het vonnis omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch slechts wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf met zes maanden en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een ter terechtzitting gedaan verzoek tot contra-expertise.
3.2. Blijkens een in hoger beroep overgelegde pleitnotitie heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2000, voorzover nu van belang, het volgende aangevoerd:
"Verdachte wenst dienaangaande vol te houden, dat de op de MAZDA 626 onder het rechterportier aangetroffen linkerhandpalmafdruk niet van hem afkomstig is of kan zijn, en verzoekt hij nader forensisch-deskundig onderzoek door "Rijswijk" ter falsificering van de stellingen van T.O.D."
3.3. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 15 juni 2000 noch de bestreden uitspraak bevat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek.
3.4. In het ontwerp Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering (Staten van de Nederlandse Antillen, zitting 1987-1988) was in de titel over de behandeling ter terechtzitting een art. 377 opgenomen dat als volgt luidde:
"Weigering of verzuim te beslissen over een vordering of een verzet van de procureur-generaal of een verzoek of een verzet van de verdachte, strekkende om gebruik te maken van een bevoegdheid of van een recht door een wettelijke bepaling toegekend, heeft nietigheid tot gevolg."
3.5. Bij Nota van wijziging (Staten van de Nederlandse Antillen, zitting 1992-1993) is onder art. FF meegedeeld dat art. 377 van het ontwerp vervalt.
In de toelichting op het bij die Nota van wijziging voorgestelde art. 417a SvNA (dat later art. 413 SvNA is geworden) is, voorzover nu van belang, in dit verband het volgende opgemerkt:
"Het ontwerp is gebaseerd op het standpunt van de regering, dat de rechter als regel beter dan de wetgever in staat is te overzien, welke gevolgen, alle belangen afwegend, in een concreet geval aan vormverzuimen waren te verbinden. Om deze reden is het aantal formele nietigheden (dat zijn sancties die de wetgever zelf aan het vormverzuim heeft verbonden) teruggebracht en beperkt tot enkele proces-voorschriften waarvan overtreding in alle gevallen tot nietigheid dient te leiden."
3.6. Uit die toelichting valt niet af te leiden dat de wetgever heeft beoogd de rechter de vrijheid te laten al dan niet uitdrukkelijk te beslissen op een vordering of een verzet van de procureur-generaal of een verzoek of een verzet van de verdachte, strekkende om gebruik te maken van een bevoegdheid of van een recht door een wettelijke bepaling toegekend. De rechter dient derhalve op een behoorlijk voorgedragen verzet of verzoek als hiervoor bedoeld uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen. Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever niet in alle gevallen aan een verzuim van de rechter zodanige beslissing te geven het gevolg verbonden van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting. Of zulk een verzuim tot nietigheid van het onderzoek leidt hangt af van de omstandigheden van het geval.
3.7. In een geval als het onderhavige gaat het om een behoorlijk voorgedragen verzoek van de verdediging tot het doen verrichten van onderzoekshandelingen. Het is uit een oogpunt van een behoorlijke procesorde van zo wezenlijke betekenis dat op een zodanig verzoek een uitdrukkelijke beslissing wordt gegeven, dat het ontbreken van een dergelijke beslissing in beginsel de nietigheid van het onderzoek tot gevolg heeft. Dat is alleen anders indien de verdediging door het verzuim redelijkerwijs niet geacht kan worden in enig belang te zijn geschaad. Die laatste situatie doet zich hier niet voor.
3.8. Het vorenstaande brengt mee dat het middel slaagt.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
4.2. De verdachte heeft op 6 juli 2000 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken geplaatst stempel zijn deze op 11 maart 2003 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
4.3. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. De rechter naar wie de zaak zal worden verwezen zal die overschrijding bij strafoplegging dienen te betrekken.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 september 2003.