Home

Hoge Raad, 09-12-2003, AM0201 AO2224, 00636/03

Hoge Raad, 09-12-2003, AM0201 AO2224, 00636/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 december 2003
Datum publicatie
11 december 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AM0201
Formele relaties
Zaaknummer
00636/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 39, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 51

Inhoudsindicatie

Behandeling bij verstek terwijl verdachte en raadsman als gevolg van een misverstand voor de verkeerde zittingszaal wachten. Het hof kon op grond van de stelbrief en de aantekening dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman is verzonden aannemen dat hij van de terechtzitting op de hoogte was. De enkele omstandigheid dat de raadsman niet verscheen noopte het hof niet tot onderzoek.

Uitspraak

9 december 2003

Strafkamer

nr. 00636/03

AGJ/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 november 2002, nummer 23/001548-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 18 december 2000 - de verdachte ter zake van "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf weken gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft nagelaten een onderzoek in te stellen naar de "onverklaarde afwezigheid" van de raadsman, mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Amsterdam, ter terechtzitting in hoger beroep. In de toelichting op het middel wordt ter verklaring van die afwezigheid van de raadsman (en van de verdachte) aangevoerd dat de verdachte en diens raadsman, nadat zij zich hadden gemeld bij de portiersloge van het gerechtshof, "ten gevolge van een misverstand" plaats hebben genomen bij de ingang van de verkeerde zittingszaal en dat, toen dat misverstand werd ontdekt, bleek dat de zaak reeds door het Hof was behandeld en afgedaan.

3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2002 is aldaar de verdachte noch de raadsman verschenen; de zaak is vervolgens bij verstek behandeld.

3.3. Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding behoort een brief van de raadsman van 16 oktober 2002 aan de strafgriffie van het Hof, waarin hij zich, onder vermelding van datum en tijd van de terechtzitting in hoger beroep als raadsman van de verdachte stelt. Een aantekening op het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep houdt in dat op 6 november 2002 een afschrift van de dagvaarding aan verdachtes raadsman is verstrekt.

Het Hof heeft kennelijk - gelijk het kon doen - op grond van een en ander aangenomen dat de raadsman op de hoogte was van het tijdstip van de behandeling in hoger beroep. Zulks in aanmerking genomen, noopte, anders dan het middel wil, de enkele omstandigheid dat de raadsman niet ter terechtzitting in hoger beroep was verschenen het Hof niet tot een onderzoek naar diens afwezigheid. Daarom kan het middel, dat evenmin als de daarop gegeven toelichting inhoudt dat het "misverstand" waarvan die toelichting gewaagt, een niet voor rekening van de verdachte en diens raadsman komende omstandigheid betrof, niet tot cassatie leiden.

3.4. Het middel faalt.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 december 2003.