Home

Hoge Raad, 20-01-2004, AN9372, 00617/03

Hoge Raad, 20-01-2004, AN9372, 00617/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 januari 2004
Datum publicatie
16 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AN9372
Zaaknummer
00617/03

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

20 januari 2004

Strafkamer

nr. 00617/03

IV/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 mei 2002, nummer 21/000576-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 13 maart 2001, heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 17 juni 1997, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren, in plaats van vier maanden gevangenisstraf, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.B. Milo, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 20 januari 2004.