Home

Hoge Raad, 14-09-2004, AP4134, 02119/03

Hoge Raad, 14-09-2004, AP4134, 02119/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 september 2004
Datum publicatie
14 september 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP4134
Formele relaties
Zaaknummer
02119/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 311

Inhoudsindicatie

Recht op laatste woord ex art. 311.4 Sv. Nietigheid van ’s hofs arrest nu uit het p-v van de terechtzitting in appèl niet blijkt dat aan verdachte het recht is gelaten om het laatst te spreken.

Uitspraak

14 september 2004

Strafkamer

nr. 02119/03

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 mei 2003, nummer 22/002040-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 6 juli 2001 - de verdachte ter zake van primair "medeplegen van zware mishandeling" veroordeeld tot één jaar en zes maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T. Trotman, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is nu uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal niet blijkt dat aan de verdachte het recht is gelaten om het laatst te spreken.

3.2. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 september 2004.