Hoge Raad, 29-10-2004, AQ7387, R03/140HR
Hoge Raad, 29-10-2004, AQ7387, R03/140HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2004
- Datum publicatie
- 29 oktober 2004
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AQ7387
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AQ7387
- Zaaknummer
- R03/140HR
Inhoudsindicatie
29 oktober 2004 Eerste Kamer Rek.nr. R03/140HR JMH/AT Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [De moeder], wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. K.G.W. van Oven, t e g e n 1. DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, gevestigd te Utrecht, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen, 2. STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG, AFDELING AMBULANTE JEUGDBESCHERMING EN JEUGDHULPVERLENING, in haar hoedanigheid van voogdij-instelling, gevestigd te Leusden, belanghebbende in cassatie, advocaat: mr. W.B. Teunis. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Uitspraak
29 oktober 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/140HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
1. DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen,
2. STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG, AFDELING AMBULANTE JEUGDBESCHERMING EN JEUGDHULPVERLENING, in haar hoedanigheid van voogdij-instelling,
gevestigd te Leusden,
belanghebbende in cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 augustus 2002 ter griffie van de rechtbank te Zwolle ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de Raad - zich gewend tot die rechtbank en verzocht verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - te ontheffen van het gezag over de minderjarige [de dochter] (hierna: [de dochter]) en de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg, Afdeling Ambulante Jeugdbescherming & Jeugdhulpverlening (hierna: AJL) te benoemen tot voogdes over [de dochter].
De moeder heeft verzocht de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans dit verzoek af te wijzen.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 23 oktober 2002 het verzoek van de moeder om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren afgewezen en alvorens verder te beslissen de zaak verwezen naar de zitting van 11 november 2002. Bij eindbeschikking van 11 december 2002 heeft de rechtbank het verzoek van de Raad toegewezen.
Tegen de eindbeschikking van 11 december 2002 heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling op 24 juli 2003 heeft het hof bij beschikking van 26 augustus 2003 de beschikking van de kinderrechter van 11 december 2002 bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
AJL heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 2 september 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 29 oktober 2004.