Hoge Raad, 21-12-2004, AR5100, 01491/04
Hoge Raad, 21-12-2004, AR5100, 01491/04
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 december 2004
- Datum publicatie
- 28 december 2004
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AR5100
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR5100
- Zaaknummer
- 01491/04
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 180, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 185, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 352, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 427
Inhoudsindicatie
OM-cassatie tegen vrijspraak X van verijdelen wegvoeren van Y die was aangehouden als verdachte van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat Y aan een politieambtenaar een harde duw heeft gegeven. Uit het politie-pv waarnaar het hof in zijn overwegingen verwijst, kan bezwaarlijk anders volgen dan dat die politieambtenaar werkzaam was ex art. 2 Politiewet (handhaving rechtsorde) en daarbij door Y werd gehinderd. In dit licht is, gelet op bijv. art. 180 en 185 Sr, onbegrijpelijk ’s hofs oordeel dat Y niet als verdachte van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten kon worden aangemerkt, zodat X moest worden vrijgesproken.
Uitspraak
21 december 2004
Strafkamer
nr. 01491/04
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 november 2003, nummer 22/002843-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 21 mei 2003, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande beroep te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt over de door het Hof gegeven vrijspraak.
3.2. Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, onder 2 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 28 juli 2002 te Nieuwveen, gemeente Liemeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk enige handeling door een of meer ambtenaren belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift heeft belet, belemmerd of verijdeld, immers opzettelijk toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) een zekere [medeverdachte] als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, met geweld die [medeverdachte] vast heeft gepakt en/of los heeft getrokken en/of tegen de politieambtena(a)r(en) heeft geduwd en/of heeft weggetrokken van die [medeverdachte] en/of tussen de politieambtena(a)r(en) en die [medeverdachte] in is gaan staan en/of de politieambtena(a)r(en) heeft weggeduwd en/of heeft tegengehouden en/of heeft vastgehouden (om te verijdelen, dat genoemd persoon werd opgebracht) en aldus het wegvoeren van genoemd persoon door eerstgenoemde politieambtena(a)r(en) heeft belet, belemmerd of verijdeld."
3.3. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Het heeft dienaangaande overwogen:
"Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd. Immers, het enkele geven van een harde duw aan een politieambtenaar door [medeverdachte] ten gevolge waarvan deze politieambtenaar een aantal stappen terug moest doen teneinde zijn evenwicht te bewaren, levert - anders dan de advocaat-generaal stelt - te dezen niet op dat deze [medeverdachte] kan worden aangemerkt "als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en)", in het bijzonder niet van het door de advocaat-generaal genoemde artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht, nu in het terzake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina's 132 tot en met 138 van het dossier) geen verdere feiten en omstandigheden met betrekking tot die duw en de reactie van de betreffende verbalisant daarop zijn gerelateerd.
Aangezien de aangehaalde zinsnede een essentieel onderdeel van de tenlastelegging betreft moet de verdachte van de gehele tenlastelegging - voor zover in appel nog aan de orde - worden vrijgesproken."
3.4. Aldus heeft het Hof feitelijk vastgesteld dat [medeverdachte] aan een politieambtenaar een harde duw heeft gegeven. Uit hetgeen is gerelateerd in de door het Hof genoemde dossierpagina's, (proces-verbaal van politie) kan bezwaarlijk anders volgen dan dat die politieambtenaar toen werkzaam was in het kader van de zorg voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde zoals bedoeld in art. 2 Politiewet. Dat relaas houdt in dat die politie-ambtenaar daarbij werd gehinderd door [medeverdachte]. In het licht van deze vaststellingen is, gelet op bijvoorbeeld art. 180 en 185 Sr, onbegrijpelijk 's Hofs oordeel dat [medeverdachte] niet als verdachte van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten kon worden aangemerkt en dat de verdachte derhalve moest worden vrijgesproken.
3.5. Het middel is dan ook in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 december 2004.