Home

Hoge Raad, 19-04-2005, AS9237, 02337/04

Hoge Raad, 19-04-2005, AS9237, 02337/04

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 april 2005
Datum publicatie
19 april 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AS9237
Formele relaties
Zaaknummer
02337/04
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 311

Inhoudsindicatie

's Hofs oordeel dat het bewezenverklaarde - het doen van een betaling via een betaalautomaat met gebruikmaking van een giropas en de daarbij behorende pincode door een ander dan de daartoe gerechtigde - oplevert diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht d.m.v. valse sleutels, getuigt, mede gelet op de conclusie van de plv. PG (o.m. overzicht rechtspraak), niet van een onjuiste rechtsopvatting. Van tegenstrijdigheid tussen de vrijspraak van de tenlastegelegde opzetheling en de bewezenverklaring van de - latere - diefstallen is geen sprake, aldus HR in afwijking van conclusie plv. PG.

Uitspraak

19 april 2005

Strafkamer

nr. 02337/04

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2003, nummer 22/002630-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 27 maart 2002 - de verdachte ter zake van 1 primair: "schuldheling" en 2."diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen of verwijzen naar een ander Hof teneinde op het bestaande beroep te worden berecht en afgedaan. De conclusie is aan dit arrest gehecht.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

3.2. De verdachte heeft op 14 oktober 2003 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken aangebracht stempel zijn deze op 17 augustus 2004 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

Gelet op de aan de verdachte opgelegde straf als hiervoor onder 1 vermeld en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

De Hoge Raad heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Het oordeel van het Hof dat hetgeen onder 2 is bewezen verklaard - kort gezegd - het doen van een betaling via een betaalautomaat met gebruikmaking van een giropas en de daarbij behorende pincode door een ander dan de daartoe gerechtigde - oplevert diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, getuigt, mede gelet op hetgeen in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 12 tot en met 17 is weergegeven, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Van tegenstrijdigheid tussen de vrijspraak van de tenlastegelegde opzet-heling en de bewezenverklaring van de - latere - diefstallen is geen sprake.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. van Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 april 2005.