Home

Hoge Raad, 03-06-2005, AT1093, R04/072HR

Hoge Raad, 03-06-2005, AT1093, R04/072HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 juni 2005
Datum publicatie
3 juni 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT1093
Formele relaties
Zaaknummer
R04/072HR
Relevante informatie
Wet bescherming persoonsgegevens [Tekst geldig vanaf 25-05-2018] [Regeling ingetrokken per 2018-05-25] art. 46

Inhoudsindicatie

3 juni 2005 Eerste Kamer Rek.nr. R04/072HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. I. de Vink, t e g e n STICHTING SINT JANS GASTHUIS, gevestigd te Weert, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. D. Stoutjesdijk. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Uitspraak

3 juni 2005

Eerste Kamer

Rek.nr. R04/072HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. I. de Vink,

t e g e n

STICHTING SINT JANS GASTHUIS,

gevestigd te Weert,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 11 februari 2003 ter griffie van de rechtbank te Roermond ingekomen verzoekschrift (rekestnummer: 54174/HA RK 03-37) heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die rechtbank en verzocht dat verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - op grond van art. 46 van de Wet Bescherming Persoongegevens (WBP) uit haar bestand dient te verwijderen en te vernietigen:

- de zogenaamde zwartboeken (bijlagen bij de brief van 2 november 202 van de afdeling neurologie van de Stichting, en

- de bijlagen bij de brief van afdeling Klinische Neurofysiologie (KNF) aan de Stichting.

Met een op 28 maart 2003 ter bovenvermelde griffie ingekomen verzoekschrift (rekestnummer: 55176/HA RK 03-79) heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht dat de Stichting dient te verwijderen en te vernietigen:

- het rapport van [betrokkene 1] "Groningen, februari 2003" met bijlagen, en

- de informatie verstrekt aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Voorts heeft [verzoeker] bij laatstvermeld verzoekschrift de rechtbank verzocht te bevelen dat de Stichting de Inspectie voor de Gezondheidszorg dient te laten weten dat de verstrekte informatie niet mag worden gebruikt.

De Stichting heeft voor antwoord geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn verzoeken, althans tot afwijzing daarvan met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.

De rechtbank heeft beide verzoeken gevoegd behandeld en bij beschikking van 6 augustus 2003 heeft zij de verzoeken afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Bij beschikking van 2 maart 2004 heeft het hof voormelde beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Stichting heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Per 1 september 2001 is [verzoeker] toegelaten tot het door de Stichting geëxploiteerde ziekenhuis, eerst als chef de clinique en per 1 oktober 2001 als medisch specialist voor neurologie.

(ii) Al snel na de aanvang van de werkzaamheden zijn problemen over het functioneren van [verzoeker] ontstaan. Dat is onder andere aan de orde gekomen tijdens de vergaderingen van de neurologen, waarvan verslagen zijn opgemaakt. De Stichting heeft informatie over het functioneren van [verzoeker] ingewonnen bij medewerkers van de afdeling Klinische Neurofysiologie (KNF) en de afdeling neurologie. Deze afdelingen hebben informatie verzameld en deze informatie - door [verzoeker] zwartboeken genoemd - gezonden aan de Stichting. Daarnaast heeft de Stichting de Inspectie voor de Gezondheidszorg ingeschakeld. Deze heeft de Stichting bij brief van 1 december 2002 geadviseerd om met onmiddellijke ingang maatregelen te nemen. Daarop heeft de Stichting een deskundige, [betrokkene 1], ingeschakeld die in februari 2003 een rapport over de expertise en het functioneren van [verzoeker] heeft uitgebracht.

(iii) De Stichting heeft [verzoeker], die zich op 15 november 2002 had ziek gemeld, op 21 januari 2003 op non-actief gesteld, nadat deze te kennen had gegeven zijn praktijk weer te willen hervatten.

(iv) Naar aanleiding van het advies van [betrokkene 1] heeft de Stichting de toelatingsovereenkomst met [verzoeker] op 18 februari 2003 met onmiddellijke ingang opgezegd. Tegen die beslissing heeft [verzoeker] op 14 maart 2003 een procedure bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg aanhangig gemaakt. In de bodemprocedure is nog geen uitspraak gedaan. Wel heeft de voorzitter van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg bij arbitraal vonnis in kort geding van 16 september 2003 de vorderingen van [verzoeker] tot - onder meer - toelating van [verzoeker] tot het ziekenhuis ter hervatting van zijn werkzaamheden als neuroloog, afgewezen.

3.2 Bij brieven van 30 januari 2003, 2 februari 2003 en 26 maart 2003 heeft [verzoeker] zich tot de rechtbank te Roermond gewend. De in die brieven opgenomen verzoeken houden in dat aan de Stichting zal worden bevolen op grond van art. 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) uit haar bestand te verwijderen en te vernietigen:

1. de zogenaamde zwartboeken (de bijlagen bij de brief van 2 november 2002 van de afdeling neurologie aan de Stichting en de bijlagen bij de brief van de afdeling KNF van 4 november 2002 aan de Stichting) (brief van 30 januari 2003);

2. de informatie verstrekt aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (brief van 2 februari 2003);

3. het rapport van [betrokkene 1] "Groningen, februari 2003" met bijlagen (brief van 26 maart 2003).

Daarnaast heeft [verzoeker] aan de rechtbank verzocht de Stichting te bevelen dat zij de Inspectie voor de Gezondheidszorg laat weten dat de verstrekte informatie niet mag worden gebruikt (brief van 26 maart 2003).

De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen, daartoe overwegende dat de door [verzoeker] bedoelde gegevens niet kunnen worden aangemerkt als te zijn opgenomen in een bestand als bedoeld in de Wbp, zodat die wet toepassing mist.

Het hof heeft de beschikkingen van de rechtbank, onder aanvulling van gronden, bekrachtigd.

3.3 Het hof heeft in rov. 4.7 geoordeeld dat het (afzonderlijke) dossier "[verzoeker]" niet zelf een bestand is als bedoeld in art. 1, onder c, Wbp omdat dit dossier geen betrekking heeft op verschillende personen en dat het enkele feit dat het dossier "[verzoeker]" chronologisch is geordend niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van "een gestructureerd geheel van persoonsgegevens dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is". In rov. 4.9 heeft het hof geoordeeld dat het dossier "[verzoeker]" geen deel uitmaakt van het bestand van de verzameling van dossiers van de (alle) medische specialisten of bestemd is daarin te worden opgenomen. Het hof heeft ten slotte in rov. 4.10 geconcludeerd dat de Wbp toepassing mist ten aanzien van het dossier "[verzoeker]".

3.4.1Onderdeel III is gericht tegen rov. 4.7 en strekt ten betoge dat het hof met de overweging, dat het enkele feit dat het dossier "[verzoeker]" chronologisch is geordend, niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van een gestructureerd geheel van persoonsgegevens dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is, wezenlijke stellingen, zoals deze door [verzoeker] in de feitelijke instanties zijn aangevoerd, zonder voldoende begrijpelijke motivering heeft miskend.

3.4.2 Het (rechts)oordeel van het hof dat het enkele feit dat het dossier "[verzoeker]" chronologisch is geordend, niet tot de conclusie kan leiden dat er sprake is van "een gestructureerd geheel van persoonsgegevens dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is" in de zin van art. 1, onder c, Wbp, is juist. Het onderdeel dat tegen dit oordeel alleen motiveringsklachten aanvoert, is tevergeefs voorgesteld omdat een rechtsoordeel in cassatie niet (met succes) met motiveringsklachten kan worden bestreden.

3.5.1 Onderdeel IV is gericht tegen rov. 4.9 en houdt naast motiveringsklachten de rechtsklacht in dat het hof bij de beoordeling van de vraag of het dossier "[verzoeker]" onderdeel is van het bestand, bestaande uit de verzameling dossiers van medisch specialisten van de Stichting, is uitgegaan van onjuiste criteria.

3.5.2 Het hof heeft onder meer in rov. 4.9 met juistheid onderscheiden tussen enerzijds de verzameling dossiers van alle in het ziekenhuis van de Stichting werkzame medisch specialisten, onder wie [verzoeker], waarin algemene gegevens worden opgenomen, zoals personalia, de toelatingsovereenkomst en - bijvoorbeeld - correspondentie met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden elders dan in het ziekenhuis, die alle bij elkaar in een dossierkast worden bewaard en welke tezamen een bestand vormen als bedoeld in art. 1, onder c, Wbp en anderzijds het dossier "[verzoeker]", dat noch feitelijk noch naar de aard van de inhoud deel uitmaakt van dat bestand noch is bestemd om in dat bestand te worden opgenomen; niet alleen wordt het dossier "[verzoeker]" afzonderlijk bewaard en is het alleen voor [betrokkene 2], de directeur van de Stichting, toegankelijk, ook bevat dit dossier geheel andere gegevens (over het functioneren van [verzoeker]) dan het bestand van de dossiers van de medisch specialisten. De klacht faalt derhalve.

3.6 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 310,69 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 3 juni 2005.