Home

Hoge Raad, 13-09-2005, AT5721, 02965/04

Hoge Raad, 13-09-2005, AT5721, 02965/04

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 september 2005
Datum publicatie
13 september 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT5721
Formele relaties
Zaaknummer
02965/04
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 342

Inhoudsindicatie

Dat de verdachte feit 1 en 2 heeft begaan kan uitsluitend volgen uit de in de pv’s van politie vervatte verklaringen van één getuige. Gelet op de strekking van art. 342 Sv is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd.

Uitspraak

13 september 2005

Strafkamer

nr. 02965/04

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 augustus 2004, nummer 21/005797-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 18 november 2003 - de verdachte ter zake van 1. "afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen", 2. en 4. telkens opleverende: "poging tot afpersing" en 3. "afpersing" veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf met onttrekking aan het verkeer en teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van telkens één getuige.

3.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:

"1.

hij op 25 januari 2003 te Arnhem op de Steenstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en verdachtes mededader zich naar voormelde [slachtoffer 1] hebben begeven, waarna verdachte die [slachtoffer 1] (van achteren) heeft vastgepakt en die [slachtoffer 1] (vervolgens) meerdere malen met een mes heeft geslagen en die [slachtoffer 1] (daarbij) dwingend/dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld, geld!" en "Ik heb 1500 euro nodig, je moet pinnen!" en "Als ik het geld niet krijg, dan vermoord ik je ... en de politie zal je niet meer terugvinden!", althans woorden van gelijke dwingende/dreigende aard of strekking, en die [slachtoffer 1] - met genoemd mes op de keel - heeft meegevoerd/-getrokken naar een pinautomaat;

2.

hij op 25 januari 2003 te Arnhem ter hoogte van het NS-station Arnhem Velperpoort, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 2], met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 2] dwingend/dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je geld!", althans woorden van gelijke dwingende/dreigende aard of strekking, en die [slachtoffer 2] vervolgens heeft gestompt of geslagen, terwijl genoemd voorgenomen misdrijf niet is voltooid."

3.3. De bewezenverklaring van feit 1 berust op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:

"Op zaterdag 25 januari 2003 omstreeks 6.45 uur liep ik over de Steenstraat ter hoogte van de kruising met de Spijkerstraat te Arnhem. Ik had mijn schoudertas om mijn rechterschouder. Plotseling werd er aan mijn schoudertas getrokken door iemand die mij van achter was genaderd. Ik draaide mij om en kreeg direct een klap in mijn gezicht. Ik zag dat een negroïde man mij met kracht met een mes had geslagen. Bij deze man stond nog een man. De man met het mes greep mij. Ik hoorde dat de man zei: "Ik wil geld, geld". Ik was erg bang voor de mannen. Ik kreeg plotseling van de man weer een klap met de greepzijde van het mes. De man sloeg mij hard op het achterhoofd. Ik gaf mijn portemonnee aan de man met het mes. De man gaf mij weer een klap met het heft van het mes op mijn gezicht. De mannen liepen bij mij weg. Ik liep terug naar mijn woning.

Ik zag dat de twee eerder genoemde mannen in mijn richting renden. Ik werd weer door de man met het mes vastgegrepen. Ik hoorde dat hij zei: "Ik heb 1500 euro nodig, je moet pinnen". De man had nog steeds het mes in de hand. Ik was bang dat hij met het grote mes zou steken. De man zei toen: "Als ik het geld niet krijg dan vermoord ik je en de politie zal je niet meer terug vinden". De man trok mij mee naar een geldautomaat met het mes op mijn keel en schudde mij door elkaar. Hij vroeg steeds om geld. We kwamen bij een pinautomaat op de Steenstraat. Ik gaf de man met het mes aan dat ik niet kon pinnen, omdat zij mijn portemonnee hadden met de passen. Vervolgens moest ik mijn pincode aan hen geven. Uit angst gaf ik hen een pincode van een bankrekening. De tweede man liep bij ons weg. Toen ik alleen was met de man met het mes gaf ik hem een harde schop. De man liet mij los. Ik rende bij hem weg. De man met het mes kwam mij achterna en sloeg mij weer met het heft van het mes op mijn rechteroog. Ik gaf de man een harde schop tussen zijn benen. Ik kon het mes van de man afpakken. De man rende weg.

Op het moment dat ze voor de tweede keer bij me kwamen is door de man met het mes mijn telefoontoestel weggenomen."

b. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:

"Voor verhoor confronteerde de verbalisant de aangever via de confrontatiespiegel met de aangehouden verdachte [verdachte].

"Op 25 januari 2003 ben ik overvallen in de Steenstraat te Arnhem. De man die ik zojuist via de confrontatiespiegel zag, herken ik voor 100% als een van de mannen die mij heeft overvallen. Toen ik de man net weer zag, schrok ik gewoon van het feit, dat ik hem weer zag. Ik weet zeker, dat het de man is die ik in mijn aangifte heb omschreven als de man met het mes."

3.4. De bewezenverklaring van feit 2 berust op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:

"Ik stond op zaterdag 25 januari 2003 tussen 7.10 en 7.15 uur te wachten bij de bushalte ter hoogte van het Velperpoortstation te Arnhem. Op een gegeven moment kwam er een man aanlopen. Hij zei: "Geef me je geld". Ik antwoordde hierop met nee. Hierop sloeg hij mij met zijn vuist op mijn linkeroog. Ik rende direct naar de overkant van de bushalte omdat daar iemand stond. De man die mij had geslagen kwam mijn richting uitlopen, waarop ik naar huis ben gelopen."

b. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:

"Voor verhoor confronteerde de verbalisant de aangeefster via de confrontatiespiegel met de aangehouden verdachte [verdachte].

"U confronteerde mij zojuist met een manspersoon.

Ik herken deze man voor 100% als de man die mij op 25 januari 2003 heeft proberen te beroven en waarbij ik een stomp in mijn gezicht heb gekregen. Ik weet zeker, dat deze man mij heeft proberen te beroven. Ik schrok enorm toen ik hem voor de spiegel zag verschijnen."

Opmerking verbalisant:

Aangeefster reageerde zeer emotioneel bij het zien van de verdachte."

3.5. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dat de verdachte feit 1 heeft begaan kan uitsluitend volgen uit de in processen-verbaal van politie vervatte verklaringen van één getuige. Dat geldt ook voor wat betreft feit 2. Gelet op de strekking van genoemde wetsbepaling brengt het voorgaande mee dat de bewezenverklaringen onder 1 en 2 ontoereikend zijn gemotiveerd.

3.6. Het middel slaagt.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;

Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 13 september 2005.