Hoge Raad, 08-09-2006, AU4755, 41568
Hoge Raad, 08-09-2006, AU4755, 41568
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 september 2006
- Datum publicatie
- 8 september 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AU4755
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU4755
- Zaaknummer
- 41568
Inhoudsindicatie
procesbelang hangende beroepsprocedure vervallen?
Uitspraak
Nr. 41.568
8 september 2006
SE
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 2004, nr. 03/01973, betreffende na te melden beschikking inzake teruggaaf van dividendbelasting.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbendes verzoek om teruggaaf van dividendbelasting tot een bedrag van € 8340 is door de Inspecteur bij beschikking afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 6 september 2005 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep.
De Staatssecretaris heeft bij brief van 22 september 2005 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. Bij zijn onder 2 vermelde brief heeft de Staatssecretaris meegedeeld dat besloten is belanghebbende tegemoet te komen en hem de gemaakte kosten voor griffierecht en eventuele proceskosten te vergoeden.
De Staatssecretaris heeft daaraan toegevoegd dat hij wat betreft de termijn voor het doen van een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting onder het belastingverdrag Nederland-België van 1970 een met vorenbedoelde tegemoetkoming overeenstemmende beleidsregel bekend zal maken.
Gelet op eerstvermeld besluit kan een uitspraak op zijn beroep in cassatie belanghebbende niet in een gunstiger positie brengen dan waarin hij door dat besluit is komen te verkeren. Nu belanghebbende bijgevolg geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn beroep, zal de Hoge Raad dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.2. De Hoge Raad acht termen aanwezig te bepalen dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de indiening van het beroepschrift in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 31, derhalve in totaal € 133.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2006.