Hoge Raad, 14-07-2006, AX3202, C05/146HR
Hoge Raad, 14-07-2006, AX3202, C05/146HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 juli 2006
- Datum publicatie
- 14 juli 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AX3202
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX3202
- Zaaknummer
- C05/146HR
Inhoudsindicatie
Geschil tussen bank en een aantal cliënten over de vraag of de bank in de adviesrelatie tegenover cliënten is tekort geschoten in de nakoming van haar zorgplicht uit hoofde waarvan zij ervan had behoren af te zien met hen effectenbevoorschottingsovereenkomsten te sluiten (81 RO).
Uitspraak
14 juli 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/146HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
3. [Eiseres 3]
wonende dan wel gevestigd te [plaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [eiser 1], [eiseres 2] en [eiseres 3], dan wel gezamenlijk: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 21 november 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en, na wijziging van eis bij conclusie van repliek, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, primair op grond van wanprestatie en subsidiair op grond van onrechtmatig handelen:
1. de Bank te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiser] c.s. ter zake van door hen geleden verliezen, een en ander gespecificeerd als volgt:
a. schade ten gevolge van de gedwongen verkopen:
[eiser 1] en [eiseres 2] ƒ 1.214.924,85
[eiseres 3] ƒ 129.149,76
b. verliezen op de heden nog in bezit zijnde effecten:
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
zulks vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot het moment van algehele voldoening.
2. de Bank te veroordelen in de kosten van dit geding.
ING Bank heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 mei 2003 het gevorderde afgewezen, [eiser] c.s. in de kosten van de procedure veroordeeld en deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Zij hebben gevorderd voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de Bank te veroordelen om aan [eiser] c.s. de door hen geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van de Bank in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
Bij arrest van 10 februari 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en [eiser] c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ING Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ING Bank mede door mr. D. Horeman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 juli 2006.