Hoge Raad, 29-08-2006, AX6411, 01641/05
Hoge Raad, 29-08-2006, AX6411, 01641/05
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2006
- Datum publicatie
- 30 augustus 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AX6411
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX6411
- Zaaknummer
- 01641/05
Inhoudsindicatie
Strafmotivering ex art. 359.6 Sv. ’s Hofs strafmotivering (standaardzin over feit en persoon verdachte + verwijzing naar doc.) bevat i.s.m. art. 359.6 Sv geen opgave van de redenen die i.h.b. hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf.
Uitspraak
29 augustus 2006
Strafkamer
nr. 01641/05
LR/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2005, nummer 21/003326-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Overijssel" te Zwolle.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 24 mei 2004 - de verdachte ter zake van "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, zesde lid, Sv heeft verzuimd in het arrest in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
4.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak de oplegging van de hiervoor onder 1 vermelde straf als volgt gemotiveerd:
"Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte blijkt dat zij in het verleden reeds ter zake van soortgelijke zaken door de rechter tot straf is veroordeeld."
4.3. Die overwegingen bevatten, in strijd met het zesde lid van artikel 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
4.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem opdat deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 29 augustus 2006.