Home

Hoge Raad, 25-09-2007, BA7692, 03185/06

Hoge Raad, 25-09-2007, BA7692, 03185/06

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 september 2007
Datum publicatie
26 september 2007
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA7692
Formele relaties
Zaaknummer
03185/06

Inhoudsindicatie

Overschrijding redelijke termijn. Gelet op de aan verdachte opgelegde straffen is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtgevolg te verbinden en zal de HR met dat oordeel volstaan. CAG anders: korting op de bijkomende straf van de rijontzegging.

Uitspraak

25 september 2007

Strafkamer

nr. 03185/06

EC/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 oktober 2005, nummer 22/002564-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 18 maart 2004 - de verdachte ter zake van 1."overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994" en 2. "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld t.a.v. feit 1 tot een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis en t.a.v. feit 2 tot twee weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden met verbeurd- verklaring zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Tj.E. van der Spoel, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen, doch uitsluitend ten aanzien van de duur van de opgelegde bijkomende straf van de ontzegging van de rijbevoegdheid, de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid zal verminderen en het beroep voor het overige zal verwerpen.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

3.2. De verdachte heeft op 18 oktober 2005 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 9 november 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus in zoverre terecht voorgesteld. Gelet op de aan de verdachte opgelegde straffen als hiervoor onder 1 vermeld, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2007.