Home

Hoge Raad, 21-12-2007, BC0652, 41303

Hoge Raad, 21-12-2007, BC0652, 41303

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 december 2007
Datum publicatie
21 december 2007
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BC0652
Zaaknummer
41303
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 4:5

Inhoudsindicatie

Leges. In behandeling nemen aanvraag. Artikel 4:5 Awb.

Uitspraak

Nr. 41.303

21 december 2007

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 juni 2004, nr. 01/01180, betreffende na te melden leges.

1. Het geding in feitelijke instantie

Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning is van belanghebbende een bedrag aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling financiële economische en administratieve zaken van de gemeente Haaren is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. G.J.M. de Jager, advocaat te Tilburg.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende heeft op 2 februari 2000 een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning ingediend bij het College.

3.1.2. Bij schriftelijke kennisgeving gedagtekend 7 februari 2000 is aan belanghebbende in verband met het in behandeling nemen van deze aanvraag een nota leges verzonden.

3.1.3. Bij brief van 11 februari 2000 heeft het College belanghebbende verzocht zijn aanvraag aan te vullen met nadere gegevens en bescheiden. Het College heeft op 25 februari 2000 nadere gegevens en bescheiden ontvangen.

3.1.4. Bij brief van 10 maart 2000 heeft het College aan belanghebbende - voor zover hier van belang - medegedeeld:

"(...) Op 25 februari 2000 hebben wij, naar aanleiding van onze brief van 11 februari 2000, nadere gegevens/bescheiden ontvangen. Bij een tweede toetsing is gebleken dat de voorgeschreven gegevens/bescheiden in onvoldoende mate zijn aangeleverd. De ontbrekende c.q. in onvoldoende mate aangeleverde gegevens/bescheiden zijn in de volgende lijst nader aangegeven:

(...)

Besluit

U bent door ons gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld uw bouwaanvragen aan te vullen conform de daaraan gestelde eisen. Hieraan is echter niet voldaan. Wij achten het geheel aan tekortkomingen in uw aanvragen ernstig genoeg om de bouwaanvragen wegens onvolledigheid c.q. het ontbreken van de juiste gegevens op grond van artikel 47 van de Woningwet/artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet verder in behandeling te nemen. (...)"

3.1.5. Ingevolge artikel 2 van de te dezen toepasselijke Legesverordening 2000 van de gemeente Haaren en onderdeel 5.2 van de daarbij behorende tarieventabel worden leges geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning.

3.1.6. In artikel 4:5, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is, voor zover hier van belang, bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

3.2. Voor het Hof was - voor zover in cassatie van belang - in geschil of belanghebbendes aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning in behandeling is genomen. Het Hof heeft aan de gang van zaken als genoemd onder 3.1.3 en 3.1.4 de conclusie verbonden dat de gemeente de bouwaanvraag in behandeling heeft genomen als bedoeld in onderdeel 5.2 van de toepasselijke tarieventabel.

3.3. Het middel berust op de opvatting dat het op de voet van artikel 4:5 van de Awb genomen besluit van het College om de aanvraag niet verder te behandelen, verhindert te oordelen dat de aanvraag in behandeling is genomen in de zin van onderdeel 5.2 van de onderwerpelijke tarieventabel. Het voert daartoe aan, kort gezegd, dat volgens de terminologie van artikel 4:5 van de Awb is besloten 'de aanvraag niet te behandelen'.

Die opvatting miskent echter dat de uitdrukking 'in behandeling nemen' in de tarieventabel moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, lid 1, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. In een geval waarin ter zake van een aanvraag een besluit wordt genomen op de voet van artikel 4:5 van de Awb kunnen er reeds diensten zijn verstrekt welke heffing rechtvaardigen. Tegen die achtergrond geeft 's Hofs oordeel - onder verwijzing naar de feitelijke gang van zaken - dat in het onderhavige geval het gemeentebestuur de aanvraag in behandeling heeft genomen in de zin van onderdeel 5.2 van de tarieventabel, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel faalt derhalve.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2007.