Home

Hoge Raad, 22-01-2008, BB7083, 02824/06 E

Hoge Raad, 22-01-2008, BB7083, 02824/06 E

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 januari 2008
Datum publicatie
23 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BB7083
Formele relaties
Zaaknummer
02824/06 E

Inhoudsindicatie

Verzoek oproeping getuigen. Het verzoek getuigen op te roepen, is een verzoek a.b.i. art. 287.3.a (oud) Sv, welke bepaling op grond van art. 415 (oud) Sv ook in hoger beroep van toepassing is. Een zodanig verzoek kan slechts worden afgewezen op de gronden genoemd in art. 288.1 (oud) Sv. Van die gronden komt hier alleen de laatste - die onder c - in aanmerking, te weten dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat verdachte door het niet horen van de getuigen niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het Hof heeft door te overwegen dat het verzoek tot horen van de getuigen wordt afgewezen "als niet noodzakelijk", kennelijk het noodzaakcriterium gehanteerd en aldus de verkeerde maatstaf aangelegd.

Uitspraak

22 januari 2008

Strafkamer

nr. 02824/06 E

IC/RR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 6 juni 2006, nummer 23/003517-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 9 december 2003 - de verdachte ter zake van "medeplegen van schuldwitwassen" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis met verbeurdverklaring en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, één en ander zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof het verzoek tot het horen van drie getuigen ten onrechte, althans onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd heeft afgewezen.

3.2.1. Bij de stukken van het geding waarvan de Hoge Raad kennisneemt bevindt zich een brief van de raadsman van de verdachte van 12 mei 2006 gericht aan de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze brief houdt onder meer in:

"In eerste aanleg zijn door de verdediging 6 getuigen opgegeven, waarvan er 1 op de zitting is gehoord. Ter zitting is destijds door de raadsman afstand gedaan van het recht om de overige 5 getuigen te horen.

Ik acht het echter in het belang van de verdediging dat deze getuigen alsnog kunnen worden gehoord. Het gaat daarbij om de leiders van het onderzoekteam en het zogenaamde BLOM-team, [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Voor wat betreft de motivering van dit verzoek volsta ik met de motivering die ook in eerste aanleg is gegeven. Belangrijkste kern daarvan is dat de getuigen relevant kunnen zijn in verband met een verdenkingsverweer."

3.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

"De voorzitter deelt mede dat is binnengekomen een brief van de raadsman van verdachte, mr. P.M. Rombouts, gedateerd 12 mei 2006, kort gezegd inhoudende een verzoek tot het horen van 5 getuigen. Deze brief is bij de stukken van het dossier gevoegd en de inhoud ervan wordt geacht deel uit te maken van dit proces-verbaal.

De voorzitter verzoekt de raadsman zijn standpunt met betrekking tot het verzoek tot het horen van de getuigen kenbaar te maken in het licht van de aankondiging van de advocaat-generaal vrijspraak te vorderen.

De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven -:

Het verzoek betreft het horen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige. Mocht uw hof bij de beraadslagingen overwegen de eis van de advocaat-generaal niet te volgen, wil ik eerdergenoemde [getuige 1 t/m 3] als getuigen horen. Het betreft derhalve een voorwaardelijk verzoek.

Voornoemde verbalisanten hebben ook observaties verricht en ze moeten maar uitleggen waarom cliënt als verdachte is aangemerkt."

3.3. Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, in:

"De ter terechtzitting gevoerde verweren en het gedane verzoek

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten tijde van de aanhouding van de verdachte, op grond waarvan de resultaten van deze aanhouding uitgesloten dienen te worden van het bewijs. In dit kader heeft de raadsman bij brief van 12 mei 2006 verzocht tot het horen van een aantal getuigen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het verzoek aangepast in die zin dat het verzoek wordt beperkt tot het horen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], alsmede dat het verzoek moet worden beschouwd als voorwaardelijk te zijn gedaan, indien en voor zover het hof bij de beraadslagingen zou overwegen de eis van de advocaat-generaal niet te volgen.

Het hof overweegt hieromtrent het volgende.

Het hof wijst het verzoek tot het horen van de hierboven genoemde drie getuigen als niet noodzakelijk af. Onvoldoende is gemotiveerd welk belang zou zijn gediend met het horen van deze getuigen, met name in het licht van de reeds bij de rechtbank afgelegde verklaring van hoofdinspecteur [getuige 4]."

3.4. Het gedane verzoek voornoemde getuigen op te roepen, is een verzoek als bedoeld in art. 287, derde lid onder a (oud), Sv, welke bepaling op grond van art. 415 (oud) Sv ook in hoger beroep van toepassing is. Een zodanig verzoek kan slechts worden afgewezen op de gronden genoemd in art. 288, eerste lid (oud), Sv. Van die gronden komt hier alleen de laatste - die onder c - in aanmerking, te weten dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte door het niet horen van die getuigen niet in zijn verdediging wordt geschaad.

3.5. Het Hof heeft door te overwegen dat het verzoek tot horen van de getuigen wordt afgewezen "als niet noodzakelijk", kennelijk het noodzaakcriterium gehanteerd en aldus de verkeerde maatstaf aangelegd.

3.6. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 22 januari 2008.