Home

Hoge Raad, 03-10-2008, BD7478, 07/11560

Hoge Raad, 03-10-2008, BD7478, 07/11560

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 oktober 2008
Datum publicatie
3 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD7478
Formele relaties
Zaaknummer
07/11560
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Procesrecht. Verwerping in appel van in eerste aanleg gevoerde verweren die in de vorm van een incidenteel hoger beroep onder de aandacht van het hof worden gebracht, kunnen niet leiden tot een kostenveroordeling.

Uitspraak

3 oktober 2008

Eerste Kamer

07/11560

EV/IS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. R.S. Meijer,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. M. Ynzonides.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de rederij en [verweerder].

1. Het geding in feitelijke instanties

[Verweerder] heeft bij exploot van 13 mei 2003 de rederij gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat zij aansprakelijk is voor de schade, nader op te maken bij staat, die [verweerder] heeft geleden en/of nog zal lijden ten gevolge van het hem op 22 juni 2001 overkomen ongeval.

De rederij heeft de vordering bestreden.

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 april 2004 de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De rederij heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij arrest van 31 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat de rederij aansprakelijk is voor 2/3 deel van de schade die [verweerder] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van hem op 22 juni 2001 overkomen ongeval.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de rederij beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. Voor de rederij mede door mr. J.W. Hoekzema, advocaat te Amsterdam, en voor [verweerder] mede door mr. H.R.P. Boon, advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het arrest, doch uitsluitend voor zover de rederij is veroordeeld in de proceskosten in het incidentele beroep en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

De advocaat van de rederij heeft bij brief van 24 juli 2008 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1 De in de onderdelen 1 - 3 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.2 Onderdeel 4, dat is gericht tegen de in het incidenteel hoger beroep uitgesproken proceskostenveroordeling ten laste van de rederij, treft daarentegen doel. Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat de rederij in eerste aanleg gevoerde verweren in de vorm van een incidenteel hoger beroep onder de aandacht van het hof heeft gebracht, niet ertoe leiden dat verwerping van die verweren - en dientengevolge de verwerping van het incidenteel hoger beroep - de rederij op een kostenveroordeling komt te staan.

3.3 De Hoge Raad zal doen wat het hof had behoren te doen en het arrest van het hof op dit punt vernietigen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 2007, doch uitsluitend wat betreft de kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep;

verwerpt het beroep voor het overige;

compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 oktober 2008.