Home

Hoge Raad, 21-10-2008, BD7806, 01718/07 P

Hoge Raad, 21-10-2008, BD7806, 01718/07 P

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 oktober 2008
Datum publicatie
21 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD7806
Formele relaties
Zaaknummer
01718/07 P

Inhoudsindicatie

Profijtontneming. Het middel, dat niet klaagt over de door het Hof gehanteerde maatstaf en evenmin over de motivering van 's Hofs afwijzing van het in het middel bedoelde verzoek, miskent dat in cassatie niet kan worden onderzocht of het Hof het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Het middel is ondeugdelijk.

Uitspraak

21 oktober 2008

Strafkamer

nr. 01718/07 P

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 31 januari 2006, nummer 21/000606-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:

[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof dan wel terug zal wijzen naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel luidt:

"Ten onrechte heeft het Hof het gemotiveerde verzoek van de verdediging afgewezen om een deskundige te horen die kan verklaren over de door de politie enerzijds en rekwirant anderzijds gehanteerde prijzen van de verdovende middelen.

Rekwirant heeft immers de door de politie gehanteerde prijzen gemotiveerd betwist en van zijn kant tekst en uitleg gegeven omtrent de werkelijke prijzen.

Het Hof had dit verzoek, hetwelk de kern van de berekening van politie/Justitie aantast, niet mogen negeren en dus een deskundige dienen te benoemen zoals verzocht."

2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de raadsman van de verdachte aan de Advocaat-Generaal bij het Hof van 3 mei 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:

"Een belangrijk punt in deze zaak vormen de prijzen van de verdovende middelen. Cliënt betwist gemotiveerd en vanuit een zekere deskundigheid de door de politie opgevoerde prijzen.

Nu deze prijzen zo'n belangrijk element vormen in de totstandkoming van het gevorderde c.q. opgelegde bedrag verzoek ik U te bevorderen dat op de zitting waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld (zie ook mijn verzoek om uitstel) er een deskundige door U zal worden opgeroepen welke kan verklaren over de door de politie gehanteerde prijzen en de door cliënt gehanteerde prijzen. Ik beschik niet over een naam van een dergelijke deskundige maar ik verzoek U dus te bevorderen dat een dergelijke deskundige op de zitting aanwezig zal zijn."

2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2005 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"De raadsman voert verder aan dat hij blijft bij zijn verzoek, schriftelijk gedaan op 3 mei 2005 en gericht aan de advocaat-generaal, waarin hij vraagt te bevorderen dat voor de zitting waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld, er een, niet bij naam genoemde, deskundige door de advocaat-generaal zal worden opgeroepen die kan verklaren over de door de politie en door zijn cliënt gehanteerde prijzen van verdovende middelen.

De advocaat-generaal deelt mede geen behoefte te hebben aan het horen van een door de raadsman van veroordeelde bedoelde deskundige, nu de prijzen van de verdovende middelen in casu zijn gebaseerd op onderzoeksbevindingen.

Zo het hof toch behoefte mocht hebben aan een verklaring van een deskundige, dan zou gedacht kunnen worden aan een registeraccountant van bureau [A] te [plaats].

De raadsman verklaart -zakelijk weergegeven-:

Ik persisteer bij mijn verzoek. Cliënt hanteert andere bedragen voor de opbrengsten van de verdovende middelen per kilo dan de rechtbank. Ik zou zijn uitlatingen willen verifiëren middels een visie van een deskundige. De rechtbank heeft mijns inziens te hoge prijzen gehanteerd.

Het hof onderbreekt de behandeling voor beraad.

Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof geen noodzaak ziet een deskundige als door de raadsman verzocht voor de behandeling van de zaak ter zitting op te roepen en te horen. De in het dossier voorkomende gegevens van Europol inzake de in diverse landen gesignaleerde in- en verkoopprijzen voor hennepproducten kunnen gelden als uitgangspunt voor de vaststelling van het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat. Het hof acht zich voldoende voorgelicht.

Het hof wijst het verzoek van de raadsman af."

2.4. Het middel, dat niet klaagt over de door het Hof gehanteerde maatstaf en evenmin over de motivering van 's Hofs afwijzing van het in het middel bedoelde verzoek, miskent dat in cassatie niet kan worden onderzocht of het Hof het verzoek ten onrechte heeft afgewezen.

2.5. Het middel is ondeugdelijk.

3. Beoordeling van het vierde en het zesde middel

Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel 4 en 6 aangeduide klachten voldoen niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moeten blijven.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 oktober 2008.