Home

Hoge Raad, 19-06-2009, BG5387, 08/01602

Hoge Raad, 19-06-2009, BG5387, 08/01602

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 juni 2009
Datum publicatie
19 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BG5387
Formele relaties
Zaaknummer
08/01602

Inhoudsindicatie

Artikel 96, lid 1, Wfsv / artikel 97l, lid 1, WW. Sectorindeling werknemersverzekeringen. Indeling naar aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van) de werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult.

Uitspraak

Nr. 08/01602

19 juni 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 maart 2008, nr. 06/00092, betreffende een beschikking sectorindeling voor de werknemersverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instantie

Bij beschikking van 9 december 2005 is belanghebbende voor de werknemersverzekeringen met ingang van 1 oktober 2005 ingedeeld in de sector Bouwbedrijf. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de beschikking gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 4 november 2008 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en vernietiging van de bestreden uitspraak.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende levert gevels voor woningen, flatgebouwen, kantoren en vergelijkbare bouwwerken tegen een zogenoemde 'all in' prijs. In verreweg de meeste gevallen wenst de afnemer (opdrachtgever) ook dat belanghebbende de gevels in het bouwwerk plaatst. Behalve de acquisitie van opdrachten en de projectcalculatie besteedt belanghebbende alle werkzaamheden uit. Het desgewenst vervaardigen van bouwtekeningen en bestek, het produceren op de gespecificeerde maat en het plaatsen van de gevels wordt aan derden uitbesteed, die daarvoor uitsluitend aan belanghebbende verantwoording verschuldigd zijn en met haar afrekenen. Tegenover de opdrachtgever is slechts belanghebbende verantwoordelijk en aansprakelijk voor een juiste uitvoering en oplevering overeenkomstig tekeningen en bestek. Alleen belanghebbende factureert aan de opdrachtgever.

3.1.2. Aan belanghebbende is bij beschikking meegedeeld dat zij voor de werknemersverzekeringen met ingang van 1 oktober 2005 is aangesloten bij de sector Bouwbedrijf.

3.2. Voor het Hof bestreed belanghebbende de juistheid van deze indeling. Zij verlangde indeling bij sector 41, Groothandel I, dan wel bij sector 42, Groothandel II. Het Hof heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Daartegen keren zich de middelen.

3.3.1. De in middel I vervatte rechtsklacht keert zich tegen de uitleg die het Hof heeft gegeven aan artikel 96, lid 1, van de Wet financiering sociale verzekeringen, dat geheel overeenstemt met het eerdere artikel 97l, lid 1, van de Werkloosheidswet. Daarin is bepaald dat een werkgever van rechtswege is aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Volgens 's Hofs uitleg dient de indeling van een werkgever in een sector plaats te hebben naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van de) werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult. De rechtsklacht faalt, omdat die uitleg juist is. De woorden "als werkgever" zijn in de bepaling inzake de aansluiting van rechtswege van werkgevers bij bedrijfsverenigingen opgenomen bij de invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen (Wet van 27 oktober 1994, Stb. 790) per 1 januari 1995. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van die wet blijkt niet dat de wetgever met de toevoeging een inhoudelijke wijziging heeft willen aanbrengen in de bestaande indelingspraktijk.

3.3.2. De in middel I vervatte motiveringsklacht faalt omdat 's Hofs uitleg van het genoemde wetsartikel een zuiver rechtsoordeel behelst, dat niet met vrucht met een motiveringsklacht kan worden bestreden.

3.4. Middel II verwijt het Hof niet ingegaan te zijn op het beroep dat belanghebbende voor het Hof heeft gedaan op de aan handelsondernemingen gewijde passage uit de SVR-circulaire, die geciteerd is in onderdeel 3.2 van de conclusie van de Advocaat-Generaal. In het bijzonder wijst belanghebbende erop dat volgens die passage aan indeling van een handelsonderneming in de sector handel niet in de weg staat dat die handelsonderneming tevens bepaalde technische werkzaamheden doet verrichten. De passage vervolgt met de voorwaarde dat deze werkzaamheden betrekking hebben op de eigen handel, d.w.z. op de zelf geleverde producten.

Het middel mist feitelijke grondslag, omdat het Hof - in cassatie onbestreden - heeft geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende voldoen aan alle elementen van de definitie die artikel 7:750 BW geeft van aanneming van werk, waaronder het element dat zij zich jegens haar klanten verbindt tot het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard. Dat oordeel verhindert kwalificatie van de onderneming van belanghebbende als een handelsonderneming. Kernactiviteit van een handelsonderneming is immers de in- en verkoop van gereed product, niet het (doen) vervaardigen van een product volgens specificaties van de klant.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2009.