Home

Hoge Raad, 20-01-2009, BG5563, 07/10236

Hoge Raad, 20-01-2009, BG5563, 07/10236

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 januari 2009
Datum publicatie
21 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BG5563
Formele relaties
Zaaknummer
07/10236

Inhoudsindicatie

1. Art. 63 Sr. 2. Art. 27 S2. Ad 1. Het Hof heeft verzuimd art. 63 Sr aan te halen. HR verwijst naar conclusie AG inhoudend dat het Hof dat heeft verzuimd, maar dat het middel niet tot cassatie behoeft te leiden. Ad 2. Het Hof heeft nagelaten art. 27 Sr in acht te nemen. HR doet wat het Hof had behoren te doen.

Uitspraak

20 januari 2009

Strafkamer

07/10236

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 januari 2007, nummer 20/011010-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie Rijnmond" te Rotterdam.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafoplegging art. 63 Sr niet heeft aangehaald, althans niet heeft doen blijken te hebben onderzocht of de veroordelingen door de Politierechter te Amsterdam van 31 oktober 2005 en door de Politierechter te Roermond van 21 september 2005 ingevolge art. 63 Sr in rekening hadden behoren te worden gebracht.

3.2. Zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 is vermeld heeft het Hof verzuimd art. 63 Sr aan te halen, maar behoeft het middel niet tot cassatie te leiden.

4. Beoordeling van het derde middel

4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte niet heeft bevolen dat de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering wordt gebracht.

4.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 13 juli 2005 om 08.45 uur in verzekering is gesteld en op dezelfde dag om 15.07 uur in vrijheid is gesteld.

4.3. Het Hof heeft nagelaten het in art. 27 Sr bepaalde in acht te nemen. Het middel is dus terecht voorgesteld.

De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen.

5. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf berust niet art. 63 Sr is vermeld en voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;

vermeldt als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust art. 63 Sr;

beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van drie weken, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 januari 2009.