Home

Hoge Raad, 30-06-2009, BH3704, 07/11891

Hoge Raad, 30-06-2009, BH3704, 07/11891

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 juni 2009
Datum publicatie
1 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH3704
Formele relaties
Zaaknummer
07/11891

Inhoudsindicatie

‘Unis testis nullus testis’- regel. Ex art. 342.2 Sv kan het bewijs dat verdachte het tlg. feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaring van de aangeefster, nu het bewijsmiddel b aan die verklaring onvoldoende steun geeft, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Uitspraak

30 juni 2009

Strafkamer

nr. 07/11891

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 februari 2007, nummer 22/003197-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij op 10 mei 2005 te Gouda [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Pas op, maak het af waarmee je bent begonnen met mijn oom, anders maak ik je dood. Dan ben je al gestorven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Pleegplaats: Gouda

Op 10 mei 2005 hoorde ik [verdachte] zeggen: "Pas op, maak het af waarmee je bent begonnen met mijn oom, anders maak ik je dood. Dan ben je al gestorven." Ik begreep toen wat [verdachte] bedoelde. Ik voelde mij verschrikkelijk. Ik dacht dat ze me gingen dood maken."

b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:

"Op 10 mei 2005 belde mijn vriend [betrokkene 1] naar mijn oom, genaamd [betrokkene 2], en zijn wij bij mijn oom in Gouda langsgegaan om hem te zien."

2.3. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaring van de aangeefster [slachtoffer], nu het hiervoor onder 2.2. weergegeven bewijsmiddel b onvoldoende steun geeft aan de verklaring van de aangeefster, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

2.4. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 juni 2009.