Hoge Raad, 16-10-2009, BK0272, 08/03318
Hoge Raad, 16-10-2009, BK0272, 08/03318
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2009
- Datum publicatie
- 16 oktober 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BK0272
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK0272
- Zaaknummer
- 08/03318
Inhoudsindicatie
Conclusie PG:
Betreft: belasting zware motorrijtuigen
Het geding:
De onderhavige zaken vormen een vijftal (proef)procedures die alle zien op de belasting die van zware motorrijtuigen wordt geheven. De belanghebbenden zijn zogenoemde lijnrijders. Zij kopen zonder voorafgaande bestelling op de veiling in Nederland bloemen en planten, vervoeren deze naar het buitenland en verkopen deze producten vervolgens aldaar aan detail- en groothandelaren. De verkoop geschiedt vanuit de vrachtwagen. De vrachtwagens waarmee de goederen worden vervoerd beschikken over een zijdeur met inklapbare trap die via de zijkant van de vrachtwagen toegang verleent tot de laadruimte. Zij hebben tevens een zware koelinstallatie en tl-verlichting. De te verkopen bloemen en planten staan op rolcontainers die op een zodanige wijze in de vrachtwagen geplaatst worden dat over de lengte van de laadruimte een looppad ontstaat. De centrale vraag in deze procedures is of de motorrijtuigen, ondanks het gebruik voor de verkoopactiviteiten, uitsluitend bestemd zijn voor goederenvervoer in de zin van de Wet belasting zware motorrijtuigen en de richtlijn waarop deze wet gebaseerd is. Het Hof oordeelt - in afwijking van de Rechtbank - dat de algemene bestemming, en daarmee de 'uitsluitende bestemming' van de voertuigen het vervoer van goederen is. Belanghebbenden stellen ieder beroep in cassatie in tegen de aan hen gerichte uitspraken.
Formele punten:
In de zaken 08/03317 en 08/03319 is volgens de A-G bij Rechtbank en Hof niet geprocedeerd door (noch namens) de belastingplichtige. In beide gevallen is geprocedeerd door een vennootschap onder firma als 'belanghebbende'. Een vennootschap onder firma kan echter geen kentekenhouder van een motorrijtuig zijn en is derhalve niet belastingplichtig voor de belasting zware motorrijtuigen. Nu het bezwaar in zaak 08/03317 is ingediend door de firmant/kentekenhouder, heeft de Inspecteur de uitspraak op bezwaar ten onrechte aan de vennootschap gericht. Deze uitspraak moet worden vernietigd en de Inspecteur moet alsnog op het bezwaar van de firmant beslissen. In zaak 08/03319 moet het bezwaar van de belanghebbende (de vennootschap onder firma) alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.
In zaak 08/03320 valt uit de gedingstukken niet eenduidig op te maken wie de kentekenhouder is van de vrachtwagen. Dit zou belanghebbende kunnen zijn (een besloten vennootschap) of de natuurlijk persoon die - indirect - de aandelen in belanghebbende houdt. De feitelijke instanties hebben vastgesteld dat belanghebbende de kentekenhouder en belastingplichtige is. Nu daarover in cassatie verder niet is geklaagd, gaat de A-G er vanuit dat deze vaststelling juist is.
Inhoudelijk:
Volgens artikel 3, aanhef en onderdeel a, van de Wet belasting zware motorrijtuigen wordt onder een zwaar motorrijtuig verstaan - voor zover van belang - een motorrijtuig uitsluitend bestemd voor het goederenverkeer over de weg. Deze bepaling stemt overeen met artikel 2, aanhef en onderdeel d, van richtlijn 1999/62/EG dat spreekt over een motorvoertuig dat uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg.
A-G van Hilten meent dat de belasting zware motorrijtuigen verschuldigd is door zowel ondernemers die goederen van derden vervoeren als door ondernemers, zoals de belanghebbenden, die eigen goederen vervoeren. Dit valt af te leiden uit de tekst van de richtlijn en uit het arrest Pfennigman (C-193/98) waarin het HvJ EG overwoog dat zelfs een motorrijtuig van een landbouwondernemer kan kwalificeren als voertuig in de zin van de richtlijn, mits het voertuig bestemd is voor goederenvervoer. Dat het voertuig slechts af en toe gebruik maakt van de openbare weg, doet daar niet aan af.
In voormeld arrest Pfennigman maakte het HvJ EG tevens duidelijk dat om uit te maken of een voertuig uitsluitend bestemd is voor goederenvervoer, de algemene bestemming van het voertuig in aanmerking genomen dient te worden, ongeacht het gebruik dat er in een bepaald geval van kan worden gemaakt. De kenmerkende eigenschappen van het voertuig bepalen zijn bestemming.
Het oordeel van het Hof dat de algemene bestemming van de vrachtwagens goederenvervoer over de weg is, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. De kenmerkende eigenschappen van de voertuigen wijzen op het gebruik als transportmiddel; het gaat in wezen om 'gewone' vrachtwagens met een laadruimte voor goederen. De aanpassingen die aan de vrachtwagens zijn verricht zijn deels geen vaste voorzieningen en voor het overige slechts van ondergeschikt belang; zij wijzigen niet de bestemming.
Aan een beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën (middel twee in de zaken 08/03317 tot en met 08/03320) kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat de vrachtwagens niet onder het bereik van de Wet belasting zware motorrijtuigen vallen. Ook het derde middel dat ziet op de proceskostenvergoeding kan niet tot cassatie leiden. Dat het Hof in één van zaken een hogere vergoeding heeft toegekend, hangt samen met het feit dat de partijen in die zaak het op dit punt eens waren.
Uitspraak
Uitspraak wordt niet gepubliceerd.