Home

Hoge Raad, 02-02-2010, BK6138, 07/12784

Hoge Raad, 02-02-2010, BK6138, 07/12784

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 februari 2010
Datum publicatie
3 februari 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK6138
Formele relaties
Zaaknummer
07/12784

Inhoudsindicatie

Voorhanden hebben, Wet wapens en munitie. HR stelt voorop dat voor een veroordeling t.z.v. het voorhanden hebben van een wapen of munitie i.d.z.v. art. 26 WWM is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie (vgl. HR LJN ZD1169). Gelet daarop is voor de bewezenverklaring zonder nadere doch ontbrekende motivering niet redengevend de verklaring van verdachte vzv. inhoudende dat hij die wapens over het hoofd heeft gezien en dat hij dacht dat deze nog op de schietclub lagen.

Uitspraak

2 februari 2010

Strafkamer

Nr. 07/12784

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 september 2007, nummer 23/003272-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt over de bewijsvoering.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij op 6 juni 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op een luchtvaartterrein als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet wapens van categorie III, te weten

- een revolver, merk North American Arms Inc, kaliber .22 long en

- een pistool, merk Colt, kaliber .380 auto, en bij die wapens behorende munitie van categorie III, te weten

- vijf (5) scherpe patronen, kaliber .22 long en

- vijf (5) scherpe patronen, kaliber .380 Auto,

voorhanden heeft gehad."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:

"Ik had geoefend op de club op zaterdag (het hof begrijpt: 3 juni 2006 op de schietclub) en had daarvoor een koffer met wapens bij mij. In plaats van alle wapens uit de koffer te halen heb ik de koffer in zijn geheel in de kluis gedaan. Ik ben op zaterdag en zondag (het hof begrijpt: 3 en 4 juni 2006) bij mijn vriendin gebleven. Ik werd door mijn kantoor gebeld om voor een cliënt naar Europa te gaan. Ik ben toen naar huis gegaan om mijn spullen in te pakken voor op reis. Ik had ook nog een tas nodig voor kleine spullen. De tas die ik mee nam was wel wat zwaar, maar ik dacht dat dat kwam omdat er een karretje van te maken is. Ik heb die kleine wapens over het hoofd gezien, ik dacht dat die nog bij de club lagen."

b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"Op 6 juni (het hof begrijpt: 2006) vloog ik van Sao Paulo naar Milaan voor een werkbijeenkomst. Hiervoor moest ik een overstap maken op de luchthaven Schiphol te Amsterdam. Tijdens de vlucht was ik voorzien van twee handtassen. In de een zat mijn laptop. In de andere tas zaten wat kleren en een digitale camera. U toont mij een foto waarop twee vuurwapens staan afgebeeld. Ik herken deze vuurwapens als zijnde de vuurwapens welke ik in mijn bezit heb en bij mij had tijdens de vlucht. Ik heb mijn handtas zelf ingepakt in Sao Paulo."

c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:

"Op 6 juni 2006 bevonden wij, verbalisanten, ons op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Wij, verbalisanten, kregen opdracht om ons te begeven naar securityfilter NEU/EU in lounge 1. Aldaar zou tijdens een veiligheidscontrole door beveiligers bij een passagier een tweetal handvuurwapens aangetroffen zijn.

Ter plaatse hoorden wij, verbalisanten, een beveiliger zeggen dat bij een passagier een tweetal vuurwapens waren aangetroffen in de handbagage van die passagier.

Wij, verbalisanten, hoorden de beveiliger zeggen dat de handbagage een zwarte rugtas was en nog steeds in het

x-ray apparaat stond. Wij, verbalisanten, zagen een zwarte rugtas in het x-ray apparaat staan. Wij, verbalisanten, zagen een voor ons onbekende man langs het x-ray apparaat staan. Wij, verbalisanten, hoorden de beveiliger zeggen dat die man de eigenaar was van de zwarte rugtas. Wij, verbalisanten, hebben de man aangehouden en geboeid. Wij, verbalisanten, hebben de beveiliger opdracht gegeven de band van de x-ray door te laten lopen en daarna stil te zetten. Wij, verbalisanten, zagen dat er een zwarte rugtas uit het x-ray apparaat kwam. Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb de rugtas opengemaakt en zag nog geen vuurwapens in de tas liggen. Ik, [verbalisant 1], zag een kleine zwarte etui in de rugtas liggen. Ik, [verbalisant 1], heb hierop de etui uit de tas gehaald en voelde dat er zware voorwerpen in de etui zaten. Ik, [verbalisant 1], zag dat in het etui voorwerpen zaten die de vorm hadden van een vuurwapen. Wij, verbalisanten, hoorden de man in het Engels zeggen dat het wapen geladen was. Ik, [verbalisant 1], maakte de etui open door middel van een rits en zag twee vuurwapens liggen in de etui."

d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Het op 6 juni 2006 bij verdachte [verdachte] in beslag genomen voorwerp is een revolver van het merk North American Arms Inc., type mini revolver, kaliber .22 long en voorzien van het serienummer [001].

Deze revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid l, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.

Bij deze revolver zaten 5 scherpe patronen van het kaliber .22 long. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

Het op 6 juni 2006 bij de verdachte [verdachte] in beslag genomen voorwerp is een pistool van het merk Colt, model MK IV '80 Series, type Mustang .380 auto, kaliber .380 en voorzien van het serienummer [002]. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Bij dit pistool zat een patroonmagazijn voorzien van 5 scherpe kogelpatronen van het kaliber .380 auto. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie."

2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:

"Door de raadsman is bepleit dat vrijspraak moet volgen, omdat de wetenschap bij de verdachte op het voorhanden hebben van de wapens heeft ontbroken.

Het hof acht het tenlastegelegde evenwel bewezen.

De verdachte was lid van een schietclub in Brazilië. In de week voorafgaand aan zijn vliegreis naar Amsterdam heeft hij met beide in beslag genomen vuurwapens op de schietclub een demonstratie gehouden ten behoeve van de Braziliaanse politie. Na deze demonstratie heeft de verdachte de wapens niet ontladen, naar eigen zeggen ten behoeve van zijn eigen veiligheid. Toen de verdachte zijn tassen inpakte voor de vlucht naar Amsterdam heeft hij niet in de tas, waarin zich naar later bleek de vuurwapens bevonden, gekeken. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, nu hij meer dan de gemiddelde burger zich bewust zou moeten zijn van het gevaar van (geladen) vuurwapens, zou zijn vergeten waar hij deze vuurwapens heeft gelaten. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich van de aanwezigheid van de wapens minst genomen enige bewustheid moet hebben gehad.

Hieraan doet niet af de stelling van de raadsman dat de verdachte geen wetenschap op de aanwezigheid van de wapens in zijn tas kon hebben doordat op de luchthaven in Sao Paulo de poortjes niet zijn afgegaan."

2.3. Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van art. 26 WWM vereist is dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie (vgl. HR 26 januari 1999, LJN ZD1169, NJ 1999, 537). Gelet daarop is voor de bewezenverklaring zonder nadere doch ontbrekende motivering niet redengevend de verklaring van de verdachte voor zover deze inhoudt: "Ik heb die kleine wapens over het hoofd gezien, ik dacht dat die nog bij de club lagen".

2.4. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 2 februari 2010.