Home

Hoge Raad, 30-03-2010, BL3194, 09/01735

Hoge Raad, 30-03-2010, BL3194, 09/01735

Inhoudsindicatie

Indiening schriftuur houdende grieven a.b.i. art. 410.1 Sv. Het Hof heeft verdachte n-o verklaard in het beroep nu de ingediende schriftuur niet vermeld dat de raadsman die namens verdachte h.b. instelde bepaaldelijk gevolmachtigd was. Het betreft een formulier “Hoger beroep” hetgeen klaarblijkelijk door de griffie van de Rb ter invulling en ondertekening wordt voorgelegd aan degene die h.b. wenst in te stellen. Dit formulier bevat niet de verklaring a.b.i. art. 450.1.a Sv. Aangezien het formulier wordt gebezigd en ter ondertekening wordt aangeboden door een justitiële autoriteit mag de ondertekenaar - ook wanneer deze advocaat is - erop vertrouwen dat het geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door de ondertekening en inlevering ook het in art. 410.4.Sv beoogde doel wordt bereikt (vgl. HR NJ 1988, 849).

Uitspraak

30 maart 2010

Strafkamer

nr. 09/01735

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 mei 2009, nummer 22/003150-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Tilburg" te Tilburg.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing dan wel terugwijzing van de zaak, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van de middelen

2.1. De middelen keren zich tegen de niet-ontvankelijk-verklaring van de verdachte in het hoger beroep.

2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:

"Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, die desgevraagd mededeelt dat de verdachte ervan op de hoogte is dat haar zaak heden ter terechtzitting dient, dat de appèlschriftuur door hem is ingevuld, ondertekend en ingediend en dat hij niet uitdrukkelijk is gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.

Het gerechtshof verleent daarop verstek tegen de niet-verschenen verdachte.

De advocaat-generaal vordert vervolgens, nu door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven op de wettelijk voorgeschreven wijze is ingediend, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk wordt verklaard in het namens haar ingestelde hoger beroep.

Nadat het hof zich kort onderling heeft beraden, sluit de voorzitter het onderzoek en doet het hof terstond uitspraak."

2.3. Het Hof heeft de verdachte in haar beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:

"Namens de verdachte is op 17 juni 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 juni 2008. Tegen dat vonnis kan de verdachte, ingevolge artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, binnen 14 dagen na instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, indienen. Bij het hof is een op 17 juni 2008 gedateerde schriftuur ingekomen, waarop geen acht kan worden geslagen nu deze is ingediend door een raadsman die niet verklaart bepaaldelijk daartoe te zijn gevolmachtigd, terwijl ook niet van een schriftelijke bijzondere volmacht blijkt. Derhalve is het voorschrift van artikel 450, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, te dezen van overeenkomstige toepassing krachtens artikel 452, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht genomen.

Nu door of namens de verdachte niet op de wettelijk voorgeschreven wijze een schriftuur houdende grieven is ingediend, noch mondeling bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven en het hof geen gronden ziet om ambtshalve over te gaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak, zal het hof ingevolge artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."

2.4. Het Hof heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in haar beroep mede doen steunen op de vaststelling dat de schriftuur van 17 juni 2008 niet inhoudt de op grond van art. 452, eerste lid, in verbinding met art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv vereiste verklaring van de raadsman dat hij tot indiening van die schriftuur door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd.

2.5. Deze schriftuur bevindt zich bij de stukken. Het betreft een formulier "Hoger beroep" van de Rechtbank te 's-Gravenhage dat is voorzien van de volgende aanhef:

"Dit betreft een standaardformulier waarop u grieven tegen het vonnis en/of redenen voor het instellen van hoger beroep kunt weergegeven (art. 410 lid 1 en lid 4 Wetboek van Strafvordering."

Dit formulier wordt klaarblijkelijk door de griffie van de Rechtbank ter invulling en ondertekening voorgelegd aan degene die hoger beroep wenst in te stellen tegen een vonnis. Dit formulier bevat niet de verklaring als bedoeld in art. 450, eerste aanhef en sub a, Sv. Aangezien het formulier wordt gebezigd en ter ondertekening wordt aangeboden door een justitiële autoriteit mag de ondertekenaar - ook wanneer deze advocaat is - erop vertrouwen dat het geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door de ondertekening en inlevering ook het in art. 410, vierde lid, Sv beoogde doel wordt bereikt (vgl. HR 22 maart 1988, NJ 1988, 849).

2.6. De middelen zijn terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 maart 2010.