Hoge Raad, 09-07-2010, BM2337, 09/02434
Hoge Raad, 09-07-2010, BM2337, 09/02434
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 juli 2010
- Datum publicatie
- 9 juli 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BM2337
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM2337
- Zaaknummer
- 09/02434
Inhoudsindicatie
Cassatie. procesrecht; verweer in cassatie dat bij het beroep geen belang bestaat, is een ver-weer ten principale (HR 6 januari 2006, NJ 2007, 35); dit verweer leidt, indien het slaagt, niet tot niet-ontvankelijkheid van het beroep maar tot verwerping daarvan; Hoge Raad komt in zoverre terug van eerdere rechtspraak; gezag van gewijsde; hoger beroep; appelrechter ten onrechte niet uitgegaan van juistheid van vermeldingen in een proces-verbaal en vonnis om-trent de datum van de beslissing; proces-verbaal en vonnis zijn authentieke akten; dwingende bewijskracht behoudens tegenbewijs; aan tegenbewijs te stellen eisen.
Uitspraak
9 juli 2010
Eerste Kamer
09/02434
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar Engels recht EUROFACTOR (UK) LTD,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Eurofactor en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 07/361 R van de rechtbank 's-Hertogenbosch, als uitspraakdatum vermeldend 17 december 2008,
b. het arrest in de zaak HV 200.021.686/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Eurofactor beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft verzocht Eurofactor niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep dan wel het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Namens Eurofactor hebben mrs. M. Ynzonides en R.L.M. van Opstal, advocaten te Amsterdam, bij brief van 7 mei 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
Het gaat in cassatie om het volgende.
(i) Bij vonnis van 16 april 2007 is ten aanzien van [verweerder] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
(ii) De rechter-commissaris heeft op 8 november 2007 een voordracht tot wijziging saneringsplan met beëindiging na verloop termijn zonder toekenning van de schone lei gedaan.
(iii) Vervolgens heeft Eurofactor op 14 februari 2008 een verzoekschrift tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van art. 350 lid 1 F. ingediend. Eurofactor heeft zich daarbij aangesloten bij het verzoek van de rechter-commissaris.
(iv) De rechtbank heeft de voordracht van de rechter-commissaris en het verzoek van Eurofactor mondeling behandeld ter zitting van de rechtbank op 12 maart 2008 en 11 december 2008 in aanwezigheid van [verweerder], bijgestaan door zijn advocaat, de bewindvoerder en de advocaat van Eurofactor.
(v) In het proces-verbaal van de zitting van 11 december 2008 is het volgende opgenomen:
"Rechter: ik schors de behandeling om mij te beraden.
Schorsing van de behandeling en de partijen worden verzocht de zittingszaal te verlaten. Na de schorsing nemen de partijen weer plaats in de zittingszaal.
Aan de aanwezigen wordt medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden op 17 december 2008 en dat het vonnis op die datum zal worden verzonden. De rechter zal thans mededelen hoe de uitspraak zal gaan luiden.
Rechter: Eurofactor heeft een vordering ingediend, deze vordering wordt weliswaar betwist, maar Eurofactor wordt vooralsnog gezien als crediteur en heeft dan ook de rechten van een crediteur. Eurofactor is dan ook ontvankelijk in het verzoek. Ik zal het verzoek afwijzen. Het is mij namelijk niet gebleken dat de schuldenaren niet te goeder trouw zijn geweest bij de toelatingszitting."
(vi) De rechtbank heeft de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringregeling geweigerd. Het vonnis (insolventienummer 07/361R) bevat in de aanhef als uitspraakdatum: 17 december 2008. Bij de weergave van het verloop van de zitting van 11 december 2008 wordt niets overwogen betreffende de uitspraak. Ten slotte vermeldt het vonnis onder het dictum:
"Gewezen door mw. mr. P.A.M. Penders, lid van deze rechtbank, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2008 in tegenwoordigheid van (...), griffier."
waarna verwijzing naar een voetnoot volgt, welke inhoudt:
"Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch."
(vii) Eurofactor heeft bij een op 24 december 2008 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft Eurofactor echter in dit beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens het hof het vonnis is uitgesproken op 11 december 2008.
4. Beoordeling van het beroep op niet-ontvankelijkheid en van het middel
4.1.1 [Verweerder] heeft aangevoerd dat Eurofactor geen belang heeft bij haar cassatieberoep en dat dit daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.1.2 Ten aanzien van dit laatste wordt opgemerkt dat een verweer in cassatie dat bij het beroep geen belang bestaat, een verweer ten principale is (HR 6 januari 2006, nr. C04/233, LJN AU6631, NJ 2007, 35). Dit verweer leidt, indien het slaagt, niet tot niet-ontvankelijkheid van het beroep maar tot verwerping daarvan. In zoverre komt de Hoge Raad terug van zijn eerdere rechtspraak waarin in bepaalde gevallen het beroep bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk werd verklaard, zoals wanneer vernietiging van de bestreden beslissing geen effect meer kan sorteren omdat de periode waarvoor de beslissing geldt inmiddels is verstreken. Ook in zulke gevallen leidt gebrek aan belang dus voortaan tot verwerping van het beroep. Voor deze koerswijziging bestaat aanleiding omdat in cassatie de grens tussen gebrek aan belang bij het beroep en gebrek aan belang bij het middel (of onderdelen daarvan) weinig scherp is, terwijl in zulke gevallen niet-ontvankelijkverklaring van het beroep (in het eerste geval) of verwerping van het beroep (in het tweede geval) niet leidt tot verschillende rechtsgevolgen en het maken van dat onderscheid dus van elke praktische betekenis is ontbloot. Het voorgaande geldt op overeenkomstige wijze ten aanzien van andere rechtsmiddelen.
Voor niet-ontvankelijkverklaring is derhalve nog slechts plaats in gevallen waarin de Hoge Raad (of de rechter na aanwending van een ander rechtsmiddel) op processuele gronden aan een behandeling van de zaak ten principale niet toekomt, zoals de gevallen waarin het beroep niet, nog niet of niet meer openstaat.
4.2.1 [Verweerder] legt aan zijn verweer, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Het verzoek van Eurofactor tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering zal na vernietiging van het arrest van het hof in ieder geval niet meer kunnen worden toegewezen omdat het vonnis van de rechtbank waarbij de voordracht van de rechter-commissaris tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering is afgewezen, in kracht van gewijsde is gegaan en gezag van gewijsde heeft verkregen. Daarom valt niet te verwachten dat in de onderhavige zaak na cassatie en verwijzing de rechter tot een andere beslissing zal komen dan de rechtbank. Voorts is de schuldsanering op 16 april 2007 uitgesproken voor een periode van drie jaar te rekenen van die dag, zodat moet worden uitgegaan van het einde van de schuldsanering op 16 april 2010, aldus [verweerder].
4.2.2 Dit betoog faalt. De enkele omstandigheid dat de uitspraak van de rechtbank waarbij de voordracht van de rechter-commissaris is afgewezen, in kracht van gewijsde is gegaan, is niet voldoende om aan te nemen dat in de onderhavige zaak na cassatie en verwijzing de rechter tot dezelfde beslissing zal komen ten aanzien van het verzoek van Eurofactor. Die uitspraak heeft, anders dan [verweerder] lijkt aan te nemen, in de onderhavige zaak ook geen gezag van gewijsde. Voorts is de enkele omstandigheid dat op 16 april 2010 de termijn is verstreken waarvoor de schuldsanering is uitgesproken, niet voldoende om aan te nemen dat de schuldsanering op die datum is geëindigd, aangezien uit het wettelijke stelsel met betrekking tot de beëindiging van de schuldsanering, zoals neergelegd in art. 352-356 F., volgt dat de schuldsanering niet van rechtswege eindigt na verloop van die termijn.
4.3.1 Het middel keert zich tegen de volgende overwegingen in rov. 3.4.1 van het bestreden arrest:
"In het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 11 december 2008 is vermeld dat de rechter reeds thans zal mededelen hoe de uitspraak zal gaan luiden, gevolgd door de weergave van de mededeling van de rechter dat de rechtbank het verzoek van Eurofactor zal afwijzen. Desgevraagd heeft mr. Van Marsbergen, die ter zitting in eerste aanleg aanwezig is geweest, tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat de rechter ter zitting in eerste aanleg heeft medegedeeld direct mondeling uitspraak te zullen doen, dat de uitspraak na de zitting op schrift zou worden gesteld en op 17 december 2008 zou worden verzonden.
De bewindvoerder, die ook ter zitting in eerste aanleg aanwezig is geweest, heeft voormelde verklaring van mr. Van Marsbergen ter zitting in hoger beroep bevestigd. Mr. Van de Laar heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij ter zitting in eerste aanleg tot aan de schorsing aanwezig is geweest en dat de rechter, voorafgaand aan de schorsing, heeft medegedeeld dat zij zich over de zaak zou beraden en daarna uitspraak zou doen. Uit de inhoud van het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, gezien in samenhang met voormelde verklaringen, moet worden geconcludeerd dat de rechter in eerste aanleg op de zitting van 11 december 2008 mondeling uitspraak heeft gedaan. Daarmee is de rechterlijke beslissing op die datum openbaar gemaakt en moet 11 december 2008 gelden als de dag van de uitspraak in de zin van artikel 351 Fw. Dit betekent dat op de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 24 december 2008, de termijn van het hoger beroep reeds was verstreken zodat ook het hoger beroep in de zaak met betrekking tot [verweerder] niet-ontvankelijk moet worden verklaard."
4.3.2 Het hof heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat onder de dag van de uitspraak wordt verstaan de dag waarop de rechterlijke beslissing openbaar wordt gemaakt (HR 24 april 2009, nr. 08/03695, LJN BG9906, NJ 2009, 206). Aan dit laatste voldoet echter niet hetgeen de rechter blijkens het proces-verbaal van de zitting van 11 december 2008 tijdens die zitting aan de aanwezigen heeft aangekondigd betreffende haar uitspraak, te weten dat de uitspraak zal plaatsvinden op 17 december 2008, dat het vonnis op die datum zal worden verzonden, en dat zij "thans (zal) mededelen hoe de uitspraak zal gaan luiden". Deze aankondiging kan immers niet anders worden begrepen dan dat niet op die zitting maar eerst op 17 december 2008 uitspraak zou worden gedaan in de zin van art. 229 Rv.
Dit vindt bevestiging in het vonnis waarin wordt vermeld dat het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
4.3.3 Nu zowel het genoemde proces-verbaal als het vonnis authentieke akten zijn waaraan ingevolge art. 157 lid 1 Rv. tegenover een ieder dwingende bewijskracht toekomt met betrekking tot hetgeen daarin door de rechter en de griffier is verklaard omtrent hun waarnemingen en verrichtingen ter zitting, had het hof moeten uitgaan van de juistheid van de inhoud van die stukken, behoudens tegenbewijs. Met het oog op de vereiste rechtszekerheid en hanteerbaarheid van het recht op het punt van het tijdstip waarop beroepstermijnen gaan lopen, moet aan dat tegenbewijs de eis worden gesteld dat daaruit ondubbelzinnig de onjuistheid blijkt van hetgeen het proces-verbaal en het vonnis op het genoemde punt inhouden.
4.3.4 Die maatstaf heeft het hof kennelijk niet gehanteerd, want de door het hof vermelde verklaringen van de personen die de zitting van de rechtbank hebben bijgewoond, sluiten niet uit dat de rechtbank ter zitting van 11 december 2008 de in het proces-verbaal van die zitting opgenomen aankondiging betreffende de uitspraak heeft gedaan, welke aankondiging moet worden begrepen in de hiervoor in 4.3.2 vermelde zin.
De hierop gerichte klachten, die in het middel besloten liggen, zijn dan ook gegrond, zodat het oordeel van het hof dat het vonnis van de rechtbank is uitgesproken op 11 december 2008 geen stand kan houden.
Op grond van hetgeen hiervoor in 4.3.3 is overwogen dient in de procedure na verwijzing verder ervan te worden uitgegaan dat het vonnis is uitgesproken op 17 december 2008.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juni 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juli 2010.