Home

Hoge Raad, 21-09-2010, BM4427, 08/04680

Hoge Raad, 21-09-2010, BM4427, 08/04680

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 september 2010
Datum publicatie
21 september 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM4427
Formele relaties
Zaaknummer
08/04680
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 449, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 450

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid verdachte in h.b. De griffiemedewerker heeft een brief van verdachte aangemerkt als een door verdachte verleende schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van h.b. a.b.i. art. 450.1.b. Sv. Het Hof heeft verdachte n-o verklaard, omdat de brief niet voldoet aan de eisen voor een dergelijke volmacht. Dat oordeel is ontoereikend gemotiveerd. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of de griffiemedewerker op goede gronden heeft aangenomen dat verdachte niet op de wijze a.b.i. art. 449.1. Sv hoger beroep heeft willen doen instellen (verdachte leverde de brief immers persoonlijk in ter parkette), dan wel of de griffiemedewerker die de akte heeft opgemaakt, verdachte mededeling heeft gedaan van de vereisten waaraan een schriftelijke bijzondere volmacht dient te voldoen.

Uitspraak

21 september 2010

Strafkamer

Nr. 08/04680

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 oktober 2008, nummer 22/001050-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

2.2. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter van 21 januari 2008 waarbij de verdachte ter zake van overtreding van art. 30 WAM bij verstek is veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. De bestreden uitspraak houdt dienaangaande het volgende in:

"Ingevolge artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de uitreiking van de oproeping.

De verdachte is bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Rotterdam van 21 januari 2008 bij verstek veroordeeld.

De mededeling uitspraak van dat vonnis is op 13 februari 2008 aan de verdachte in persoon betekend.

Op 18 februari 2008 is op de griffie van de rechtbank te Rotterdam een brief van de verdachte binnengekomen, inhoudende de mededeling dat hij bezwaar wenst te maken tegen de beslissing van de kantonrechter voornoemd, welke brief het hof aanmerkt als een door de verdachte aan een griffiemedewerker verleende schriftelijke bijzondere volmacht tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel van hoger beroep.

Echter, noch uit deze schriftelijke bijzondere volmacht, noch uit enig ander gedingstuk, is gebleken dat de verdachte heeft ingestemd met het door deze griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de uitreiking van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van heden, zodat het hoger beroep niet is ingesteld overeenkomstig de eisen die de wet daaraan stelt."

2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:

"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:

Ik wist niet van de zitting van de kantonrechter in eerste aanleg. Ik heb in een brief bezwaar gemaakt tegen de beslissing.

De voorzitter deelt mede dat het hoger beroep niet conform de eisen van de wet is ingesteld en dat de verdachte om die reden niet kan worden ontvangen in het hoger beroep, aangezien in de brief niet is vermeld dat wordt ingestemd met het door de medewerker van de griffie in ontvangst nemen van de uitreiking van de oproeping, terwijl dit ook niet blijkt uit andere stukken. De voorzitter deelt voorts mede dat deze gang van zaken staat beschreven in de bijsluiter bij de verstekmededeling die aan de verdachte op 13 februari 2008 is uitgereikt zodat de verdachte op de hoogte kon worden geacht van de wijze waarop hij een rechtsmiddel kon aanwenden.

De verdachte deelt mede -zakelijk weergegeven-:

Ik wist niet dat het zo moest. Ik dacht dat ik had gedaan wat in de verstekmededeling stond. Wat erin staat is moeilijk te begrijpen. De brief heb ik wel persoonlijk ingeleverd bij het parket in Rotterdam."

2.4. Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevinden zich:

(i) een brief, voorzien van een stempel van binnenkomst bij de centrale balie van de Rechtbank te Rotterdam met als datum 18 februari 2008, met de volgende inhoud:

"Arrondissementsparket te Rotterdam

50956

3007 BT

Sector: VC

Parketnummer. 10/911568-07

Volgnummer. 0067

17 februari 2008

Geachte heer/mevrouw,

Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw MEDEDELING UITSPRAAK.

(...)

Met dit schrijven maak ik bezwaar over de Beslissing van de kantonrechter.

Ik had zelf Niet geweten dat mijn verzekering niet geldig is op 31 januari 2007.

(...)

Vriendelijk verzoek ik u dit bezwaar in behandeling te nemen en uw mededeling uitspraak te herzien.

Vertrouwend u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd, teken ik.

Met vriendelijke groet,

[Verdachte]

[a-straat 1]

[woonplaats]."

(ii) een akte rechtsmiddel, waaraan de onder (i) vermelde brief is gehecht, met de volgende inhoud:

"Rechtbank Rotterdam

Parketnr 10/911568-07

Appelnr 08/486

Op 18 februari 2008 kwam ter griffie van deze rechtbank M.A.G. Brand ambtenaar ter griffie van deze rechtbank die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht - verklaarde namens

naam [verdachte]

voornamen [verdachte]

geboren [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats]

adres [a-straat 1]

Beroep in te stellen tegen

Het eindvonnis d.d. 21 januari 2008

in de zaak met bovenvermeld parketnummer gewezen/gegeven door de Kantonrechter in deze rechtbank."

2.5. De in deze zaak toepasselijke wetsbepalingen luiden:

- art. 449, eerste lid, Sv:

"1. Voor zover de wet niet anders bepaalt, wordt hoger beroep of beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven."

- art. 450, eerste lid, Sv:

"1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:

a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;

b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd."

2.6. Het Hof heeft klaarblijkelijk voormelde brief van de verdachte - zoals ook de medewerker ter griffie heeft gedaan - aangemerkt als een door de verdachte aan een griffiemedewerker verleende schriftelijke bijzondere volmacht tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel van hoger beroep, als bedoeld in art. 450, eerste lid sub b, Sv. Dat oordeel is ontoereikend gemotiveerd. Gelet op de hiervoor onder 2.3 weergegeven verklaring van de verdachte dat hij de brief persoonlijk heeft ingeleverd bij het parket, waarmee blijkens de op de brief vermelde stempel van datum van binnenkomst kennelijk de centrale balie is bedoeld, had het Hof moeten doen blijken te hebben onderzocht of de daar dienstdoende griffiemedewerker op goede gronden heeft aangenomen dat de verdachte niet op de wijze als bedoeld in art. 449, eerste lid, Sv hoger beroep heeft willen doen instellen, dan wel of de griffiemedewerker die de akte heeft opgemaakt, de verdachte mededeling heeft gedaan van de vereisten waaraan een schriftelijke bijzondere volmacht dient te voldoen. Bij gebreke van een zodanige mededeling zou immers de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval de verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hoger beroep (vgl. HR 20 januari 2009, LJN BG5562, NJ 2009, 231).

2.7. Nu van zo een onderzoek niet blijkt, is de bestreden beslissing ontoereikend gemotiveerd. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 21 september 2010.