Home

Hoge Raad, 05-10-2010, BM6845, 08/03905

Hoge Raad, 05-10-2010, BM6845, 08/03905

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 oktober 2010
Datum publicatie
6 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM6845
Formele relaties
Zaaknummer
08/03905

Inhoudsindicatie

Bewijsklacht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezenverklaarde niet worden afgeleid. Conclusie AG: anders.

Uitspraak

5 oktober 2010

Strafkamer

nr. 08/03905

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 september 2008, nummer 23/005517-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij op 3 maart 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (BMW) toebehorende aan [betrokkene 1] heeft beschadigd door die auto te bespuiten met een bijtende vloeistof."

2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:

"Wij zijn op 24 februari 2007 op vakantie gegaan. Aangezien wij al drie keer schade aan de auto hadden, hebben wij er voor gekozen om een camera op onze (het hof begrijpt: de bij ons in gebruik zijnde) auto te zetten. Deze camera heeft tijdens onze afwezigheid onze auto gefilmd. Op 3 maart 2007 werden wij gebeld door een vriendin die ons vertelde dat de auto was vernield. Door de vernieling is schade ontstaan, die bestaat uit lakschade aan de motorkap, de bestuurdersdeur, de passagiersdeur aan de bestuurderszijde en het kofferbakdeksel. Op de genoemde plaatsen laat de lak los en zitten er luchtbellen onder. Hier en daar begint het al te roesten. Het lijkt alsof er een chemisch middel overheen is gespoten, waardoor de lak loslaat. Ik stel de beelden ter beschikking van de politie."

b. de waarneming van het Hof ter terechtzitting in hoger beroep:

"De in beeld getoonde datum en tijd zijn 3 maart 2007 en 04:17:19. Om 04:17:26 loopt de verdachte het beeld in en begeeft zich naar zijn auto. Daar opent hij het passagiersportier en leunt naar voren de auto in. Na het afsluiten van de auto keert de verdachte zich vrij abrupt om en beweegt hij zich van de camera af, richting een lichtgekleurde auto die bovenin het beeld, rechts van het midden te zien is. Bij die auto pakt de verdachte, staand bij een pilaar die deel uitmaakt van de carportconstructie waaronder de auto's staan geparkeerd, met zijn rechterhand een voorwerp uit een tas of zak. Hierop loopt de verdachte langs de auto van de aangever terwijl hij met zijn rechterhand enkele werpende dan wel wijzende bewegingen maakt ter hoogte van de plekken waar later de beschadigingen zijn aangetroffen die zijn veroorzaakt door een bijtende vloeistof."

c. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:

"In de getoonde video zie ik mezelf naar mijn auto lopen en het passagiersportier openen."

2.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat, zoals is bewezenverklaard, de beschadigde auto aan [betrokkene 1] toebehoort noch dat de auto van het merk BMW is. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 oktober 2010.