Home

Hoge Raad, 24-12-2010, BO2882, 09/01392

Hoge Raad, 24-12-2010, BO2882, 09/01392

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 december 2010
Datum publicatie
24 december 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO2882
Formele relaties
Zaaknummer
09/01392

Inhoudsindicatie

Cassatie. Geding na verwijzing; omvang rechtsstrijd na verwijzing; taak verwijzingsrechter; de rechter naar wie het geding door de Hoge Raad ter verdere behandeling en beslissing wordt verwezen, is gehouden het geding zelf verder te behandelen en af te doen zonder dit te verwijzen naar een andere rechter, tenzij de Hoge Raad bij zijn verwijzing de mogelijkheid tot verdere verwijzing heeft geopend (HR 27 januari 1995, LJN ZC1626, NJ 1995/530).

Uitspraak

24 december 2010

Eerste Kamer

09/01392

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[De man],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,

advocaat: mr. J.P. Heering,

t e g e n

[De vrouw],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,

advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1. Het geding

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. zijn arrest tussen partijen in de zaak nr. C05/234, LJN AZ4567 van 27 april 2007;

b. het arrest in de zaak 106.007.118/01 (rolnummer 1026/07) van het gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2008.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de vrouw mede door mr. M.E.M.G. Peletier, advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt

- in het principale en in het onvoorwaardelijk incidentele cassatieberoep: tot vernietiging en ver-wijzing als in 3.6 van de conclusie vermeld;

- in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep: tot verwerping.

De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 12 november 2010 op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen in het principale en (gedeeltelijk) voorwaardelijk incidentele cassatieberoep

3.1 De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 27 april 2007, C05/234, LJN AZ4567. Daarin heeft de Hoge Raad, voor zover thans van belang, geoordeeld dat de onderdelen 4.1 tot en met 4.6 van het principale beroep van de vrouw met betrekking tot de verrekening van de waarde van de woning te Westmaas geen doel treffen. De Hoge Raad heeft het geding verwezen naar het hof dat het thans in cassatie bestreden arrest heeft gewezen. Het hof heeft in rov. 3.16 van zijn arrest overwogen dat het veronder-stellenderwijs ervan uitgaat dat het voormelde arrest van de Hoge Raad een schrijffout bevat en dat ook onderdeel 4.7 van het destijds aangevoerde middel is verworpen. Deze veronderstelling is juist.

3.2 Daarmee staat vast dat de Hoge Raad in zijn voormelde arrest het cassatieberoep van de vrouw ter zake van het door het gerechtshof te 's-Gravenhage besliste geschilpunt omtrent de verrekening van de waarde van de woning te Westmaas heeft verworpen. Op grond hiervan kon over dit geschilpunt na verwijzing niet meer (opnieuw) worden beslist. Anders dan het hof heeft geoordeeld, gaat het hier niet om de beantwoording van de vraag of mocht worden teruggekomen van de bindende eindbeslissing van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Daartoe bestond voor het hof in dit stadium van het geding geen mogelijkheid, nu de rechtsstrijd na cassatie door de verwerping van de desbetreffende onderdelen van het middel aldus was afgebakend dat over dit geschilpunt definitief was beslist en dat het tevergeefs bestreden oordeel van het gerechtshof te 's-Gravenhage in zoverre onaantastbaar was geworden. Het principale middel klaagt dus terecht dat het hof zijn taak als verwijzingsrechter heeft miskend. De overige klachten van het principale middel behoeven geen behandeling. Onderdeel 2 van het (voorwaardelijk) incidentele middel faalt.

3.3 Onderdeel 1 van het incidentele middel neemt met juistheid tot uitgangspunt dat de rechter naar wie het geding door de Hoge Raad ter verdere behandeling en beslissing wordt verwezen, gehouden is het geding zelf verder te behandelen en af te doen zonder dit te verwijzen naar een andere rechter, tenzij de Hoge Raad bij zijn verwijzing de mogelijkheid tot verdere verwijzing heeft geopend (HR 27 januari 1995, nr. 15585, LJN ZC1626, NJ 1995/530). Nu het hof in strijd met dit uitgangspunt tot verwijzing heeft beslist, treft het onderdeel doel. Beide partijen verlangen blijkbaar niettemin verwijzing naar de rechtbank Dordrecht. Daarom zal de Hoge Raad de zaak naar deze rechtbank verwijzen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale en in het incidentele beroep:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2008;

verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar de rechtbank Dordrecht;

compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.