Hoge Raad, 10-12-2010, BO6787, 10/00496
Hoge Raad, 10-12-2010, BO6787, 10/00496
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 december 2010
- Datum publicatie
- 10 december 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BO6787
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2009:BK8683, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 10/00496
Inhoudsindicatie
Loonbelasting/premie volksverzekeringen; dictum sluit niet aan op overwegingen met betrekking tot de naheffingsaanslag.
Uitspraak
Nr. 10/00496
10 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 december 2009, nrs. 06/00410 en 06/00412, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete.
Na daartegen gemaakt bezwaar, zijn bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 05/1018) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de naheffingsaanslag en de boete verminderd.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boete, het beroep van belanghebbende met betrekking tot de boete gegrond verklaard en de boete verminderd, en de uitspraak voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel
4.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de bewijslast dient te worden omgekeerd, dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist is en dat de Inspecteur het belastbare loon op een redelijke schatting heeft doen steunen.
4.2. Het Hof heeft het oordeel van de Rechtbank dat de op de naheffingsaanslag betrekking hebbende uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd en dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd, bevestigd. Het middel is tegen deze beslissing gericht.
4.3. Het middel slaagt. Gelet op hetgeen het Hof met betrekking tot de naheffingsaanslag heeft geoordeeld, zoals hiervoor in 4.1 is weergegeven, had het Hof het oordeel van de Rechtbank met betrekking tot de naheffingsaanslag moeten vernietigen en het bij de Rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond moeten verklaren.
4.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond, en
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de boete en het griffierecht, en verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond voor zover dat betrekking heeft op de naheffingsaanslag.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.