Home

Hoge Raad, 22-02-2011, BO3966, 08/04321

Hoge Raad, 22-02-2011, BO3966, 08/04321

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 februari 2011
Datum publicatie
22 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BO3966
Formele relaties
Zaaknummer
08/04321

Inhoudsindicatie

Oplichting. Bewijsklacht. De bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat verdachte door listige kunstgrepen X tot afgifte van geld heeft bewogen, kan niet uit de inhoud van de bewijsmiddelen worden afgeleid.

Uitspraak

22 februari 2011

Strafkamer

nr. 08/04321

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 september 2008, nummer 21/001619-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging in cassatie zonder bekende- woon of verblijfplaats hier te lande.

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het tenlastegelegde en bewezenverklaarde onder 4.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het derde middel

2.1. Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 20 oktober 2007 te Nijmegen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1000,- euro, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid [slachtoffer] heeft verteld dat hij geld nodig had om een operatie van zijn oma, wonende in Angola, te kunnen realiseren/bekostigen, waardoor voornoemde [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Ik doe aangifte van diefstal en oplichting in de periode tussen 6 maart 2007 en 16 november 2007 te Nijmegen. In genoemde periode werd ik, doordat de verdachte gebruik maakte van een samenweefsel van verdichtsels, bewogen tot afgifte van geld.

Ik heb ongeveer een jaar verkering gehad met de verdachte [verdachte]. Hij had mij verteld dat zijn oma, die nog in Angola woont, moest worden geopereerd en dat ze niet verzekerd was. Ik moest hem daar geld voor lenen. Ik heb hem 1.000 euro gegeven om zijn oma te laten opereren. Ik hoorde later van zijn oom en tante dat er niets aan de hand was geweest met zijn oma en dat ze niet geopereerd is.

Daarnaast heeft verdachte zonder mijn toestemming regelmatig geld gestolen van mijn bankrekening door gebruik te maken van mijn pinpas waarvan hij de pincode kende. Ik heb gezien dat hij 21 keer zonder mijn toestemming geld van mijn bankrekening heeft gehaald. Dit weet ik omdat ik zelf vrijwel nooit hogere bedragen dan 50 euro uit de muur haal.

Verder heeft verdachte mij begin maart ook verteld dat hij mijn bankpas en randomreader kwijt was geraakt. Ik heb toen wel mijn bankpas in de auto teruggevonden en ik heb toen mijn bankrekening gecontroleerd. Ik zag toen dat er in maart verschillende bedragen van 100 en 180 euro waren afgeschreven.

Toen ik [verdachte] hiermee confronteerde, vertelde hij mij dat hij dat geld gebruikt had om studieschulden te voldoen."

b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"[Slachtoffer] is mijn ex-vriendin. Ik heb een keer geld van haar gepakt zonder dat zij het wist. Dit ging om twee keer 180 euro. Ik kreeg dat geld omdat ik het gepind had met haar bankpas. Ik pinde daar twee keer op dezelfde dag voor.

U vraagt mij naar de keer dat ik 1.000 euro van [slachtoffer] leende. Dat was omdat ik op vakantie wilde. Ik wilde het zo niet tegen [slachtoffer] zeggen, dus vertelde ik een bullshit verhaal. Ik zei tegen [slachtoffer] dat mijn oma in Afrika een operatie moest ondergaan en dat zij dat zelf niet kon betalen. Van die 1.000 euro ben ik op vakantie gegaan naar Portugal. Ik heb dit bedrag nog niet terugbetaald."

2.3. De bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte [slachtoffer] 'door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels' tot afgifte van geld heeft bewogen, kan niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.

2.4. Het middel is gegrond.

3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 februari 2011.