Home

Hoge Raad, 31-05-2011, BO6332, 09/03528

Hoge Raad, 31-05-2011, BO6332, 09/03528

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 mei 2011
Datum publicatie
31 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BO6332
Formele relaties
Zaaknummer
09/03528
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 414

Inhoudsindicatie

1. Beslissing op een verzoek tot wraking. 2. Verzoek abi art. 414.1 Sv. Ad 1. Het middel ziet op de niet-ontvankelijkverklaring in het wrakingsverzoek door het hof. Hiertegen staat ingevolge art. 515.5 Sv geen rechtsmiddel open, terwijl in het kader van een cassatieberoep tegen een einduitspraak niet met vrucht kan worden opgekomen tegen een zodanige beslissing nu de einduitspraak niet mede daarop berust. Ad 2. Een verzoek om ter terechtzitting de door de verdachte opgenomen gesprekken te beluisteren moet worden gelijkgesteld aan een verzoek om nieuwe stukken van overtuiging te overleggen abi art. 414.1 Sv. De uitoefening van de bevoegdheid van de AG bij het hof en de verdachte om bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging te overleggen is onderworpen aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarvoor is niet te geven; van geval tot geval moet worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan waarbij mede betekenis toekomt aan de (belastende/ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en (bij belastende bescheiden of stukken) aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt (vgl. HR LJN ZD1451). Het middel klaagt terecht dat het hof heeft verzuimd om zijn afwijzende beslissing op het ingevolge art. 414.1 Sv gedane verzoek te motiveren aan de hand van de toepasselijke maatstaf.

Uitspraak

31 mei 2011

Strafkamer

nr. 09/03528

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 juni 2009, nummer 21/000144-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij een tweetal schrifturen middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het bij de eerste schriftuur voorgestelde middel

2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn wrakingsverzoek op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen.

2.2. Tegen een beslissing op een verzoek tot wraking staat ingevolge art. 515, vijfde lid, Sv geen rechtsmiddel open, terwijl in het kader van een cassatieberoep tegen een einduitspraak niet met vrucht kan worden opgekomen tegen een zodanige beslissing, nu de einduitspraak daarop niet mede berust. Het middel moet dus onbesproken blijven.

3. Beoordeling van het bij de tweede schriftuur voorgestelde eerste middel

3.1. Het middel keert zich tegen de afwijzing door het Hof van het verzoek van de verdachte om ter terechtzitting door de verdachte opgenomen gesprekken te laten beluisteren.

3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:

"De voorzitter merkt op dat hij de lezing van verdachte over de gebeurtenissen als volgt samenvat:

Het doen van aangifte liep niet goed. U kreeg van een agente te Utrecht de mededeling dat u op het politiebureau moest blijven tot uw aangifte was opgenomen. Vervolgens werd u het politiebureau uitgestuurd, waarna u weer binnen kwam. U heeft in uw appelmemorie aangevoerd dat er sprake was van een conflict van plichten.

De verdachte antwoordt dat voorgaande klopt en dat hij ondersteunend bewijsmateriaal mee heeft genomen op zijn laptop.

De voorzitter deelt verdachte mede dat de door verdachte opgenomen gesprekken niet zullen worden beluisterd, nu verdachte hiertoe niet vóór de terechtzitting van heden een verzoek heeft ingediend bij het hof terwijl ook de raadsman van verdachte niet op de hoogte blijkt van de wens van verdachte om de door verdachte opgenomen gesprekken te beluisteren ter zitting."

3.3. Het Hof heeft de opmerking van de verdachte dat hij "ondersteunend bewijsmateriaal mee heeft genomen op zijn laptop" kennelijk opgevat als een verzoek om ter terechtzitting de door de verdachte opgenomen gesprekken te beluisteren. Een dergelijk verzoek moet worden gelijkgesteld aan een verzoek om nieuwe stukken van overtuiging over te leggen als bedoeld in art. 414, eerste lid, Sv.

3.4. Ingevolge art. 414, eerste lid tweede volzin, Sv zijn de advocaat-generaal bij het hof en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid is evenwel onderworpen aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daaromtrent valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij mede betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, indien het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt (vgl. HR 16 november 1999, LJN ZD1451, NJ 2000/214).

3.5. Ingeval bij de behandeling van een zaak in hoger beroep door het openbaar ministerie dan wel door of namens de verdachte het verzoek wordt gedaan om nadere bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen, zal de rechter een afwijzende beslissing op een dergelijk verzoek dienen te motiveren aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf. Het Hof heeft bedoelde maatstaf niet toegepast, zodat het middel slaagt.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 31 mei 2011.