Home

Hoge Raad, 26-04-2011, BP9336, 09/02800

Hoge Raad, 26-04-2011, BP9336, 09/02800

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 april 2011
Datum publicatie
27 april 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP9336
Formele relaties
Zaaknummer
09/02800

Inhoudsindicatie

1. Unus testis, nullus testis. Art. 342.2 Sv. Het Hof heeft gemotiveerd uiteengezet dat en waarom het van oordeel is dat de verklaringen van aangeefsters voldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Dat oordeel geeft niet blijk van miskenning van art. 342.2 Sv, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. 2. De opvatting dat (bedreiging met) geweld en/of een andere feitelijkheid niet kan worden gepleegd zowel teneinde het slachtoffer te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen als teneinde een diefstal gemakkelijk te maken om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht.

Uitspraak

26 april 2011

Strafkamer

nr. 09/02800

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juli 2009, nummer 20/001566-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Limburg Zuid, locatie De Geerhorst" te Sittard.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 03/703667-05 onder feit 2 tenlastegelegde, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde haar in zoverre opnieuw te berechten en af te doen, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof het in de zaak met parketnummer 03/703390-06 onder 3 en 4 bewezenverklaarde telkens uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is in genoemde zaak onder 3 en 4 bewezenverklaard dat:

"3. hij op 1 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 1] een arm om de schouder van [slachtoffer 1] heeft geslagen en [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en zijn, verdachtes, hand tussen de billen van [slachtoffer 1] en het zadel van de fiets, alwaar [slachtoffer 1] op was gezeten, heeft gestoken en met zijn, verdachtes, vingers de vagina van [slachtoffer 1] heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4. hij op 22 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 2] is gaan rijden en [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Heb je zin" en [slachtoffer 2] aan haar haren heeft vast gepakt en in die haren heeft geknepen en zijn, verdachtes, hand in de nek van [slachtoffer 2] heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

- ten aanzien van feit 3:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:

"Op 1 juli 2006 fietste ik omstreeks 00.30 uur door de Joannesstraat in Geleen. Ik keek achterom en zag een persoon op een fiets achter mij rijden. Ik zag dat die persoon geen verlichting voerde op zijn fiets. Ik zag dat de man naast mij fietste en dat hij zijn rechterarm om mij heen sloeg. Ik voelde zijn rechterhand tegen mijn rechterschouder en ik voelde dat hij mij naar zich toe trok. Ik hoorde dat de man in Limburgs dialect zei: "Ik wil je wat vragen".

Ik voelde dat de man van achteren zijn rechterhand tussen mijn billen en het zadel stak. Ik voelde dat hij direct met zijn vingers aan mijn vagina kwam. Ik voelde dat hij met zijn vingers in mijn vagina kwam en dat hij met een of twee vingers vrij snel op en neer bewoog. Hij kon natuurlijk niet echt in mijn vagina komen vanwege mijn rok en mijn onderbroek. Ik vond dit een heel erg smerig gevoel en ik schrok daar hevig van. De man heeft tegen mijn wil, met geweld, ontuchtige handelingen bij mij verricht waardoor ik mij in mijn eerbaarheid aangetast voelde.

Ik schat de man rond de 30 jaar oud, ik denk dat hij ongeveer 1.80 meter lang was. Hij had een mager postuur. Hij had heel kort haar of was helemaal kaal geschoren. Hij had een spitse neus en hij had geen mooie tanden. Hij had, volgens mij, vrij dunne lippen en ingevallen wangen. Hij had lichte ogen.

De volgende dag moest ik mijn verhaal aan iemand kwijt. Ik wilde het van me af praten en ik sprak erover met [betrokkene 1] die in de [a-straat] te Geleen woont. Nadat ik aan [betrokkene 1] verteld had hoe die man eruit zag, hoorde ik dat [betrokkene 1] vertelde ook een keer in de Joannesstraat te zijn lastig gevallen door een man op een fiets. [Betrokkene 1] kent die man als een zekere [verdachte]."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 31 augustus 2006 heb ik een onderzoek ingesteld, waarbij het volgende is bevonden:

Op maandag 10 juli 2006 werd door [verbalisant 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar) een fotoconfrontatie gehouden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt (het hof begrijpt: met nummer 2006088742-3, doorgenummerde pagina's 96 en 97, getuige [slachtoffer 1]).

Naar aanleiding van deze confrontatie heb ik contact opgenomen met collega [verbalisant 2] en ik stelde haar de vraag hoe voorgaande confrontatie was verlopen. [Verbalisant 2] vertelde toen dat de aangeefster bij het zien van de foto's bij vier mogelijk ook wel vijf personen zei dat hij op de dader leek. [Verbalisant 2] vertelde verder dat ze de namen van de personen op de foto's verder niet genoteerd had. Wel wist ze zeker dat één van de door aangeefster [slachtoffer 1] aangewezen foto's, de foto van [verdachte] betrof. Dit viel [verbalisant 2] op, omdat de foto van [verdachte] aan de confrontatie was toegevoegd. De aangeefster heeft na de confrontatie ook nog gezegd dat wanneer een van die vier mannen '[verdachte]' heet, hij de dader moet zijn."

- ten aanzien van feit 4:

c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:

"Ik doe aangifte ter zake poging tot aanranding gepleegd te Geleen op 22 juli 2006.

Vannacht, 22 juli 2006, omstreeks 01.50 uur, (het hof begrijpt: fietste ik) te Geleen de Geenstraat in. Ter hoogte van de basisschool de Drossaert bemerkte ik dat er iemand achter mij fietste. Ik keek achter mij en zag dat deze persoon geen licht op zijn fiets voerde. De persoon die achter mij fietste kwam naast mij fietsen. Ik hoorde dat hij zei: "Mag ik je iets vragen". Ik voelde dat hij mij aanraakte met zijn rechterhand op mijn rechterzij en ik voelde dat hij mij vastpakte en naar zich toe trok. Ik hoorde dat hij vervolgens aan mij vroeg: "Heb je zin". Vervolgens voelde ik dat de persoon mijn haar stevig vastpakte en in mijn haar kneep. Op een bepaald moment legde hij zijn hand in mijn nek. Ik ben vervolgens uit angst hard gaan gillen. Ik merkte dat de man mijn haar en nek losliet. Ik heb naar huis gebeld. Nadat ik thuis kwam is mijn vader in de omgeving gaan kijken of hij de man aantrof.

Ik kan de persoon als volgt beschrijven: Het was een manspersoon, ongeveer 25 jaar oud, mager, slungelachtig type, kort gemillimeterd blind (het hof begrijpt: blond) haar, donkere ogen. Zijn oren zagen er raar uit. Hij was gekleed in een donkerblauw overhemd."

d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:

"Vandaag, 22 juli omstreeks 0l.55 uur schreeuwde mijn dochter [slachtoffer 2] door de telefoon dat zij zojuist was lastig gevallen door een man. Nadat ik me had aangekleed ging ik naar beneden en opende de voordeur. Inmiddels was mijn dochter [slachtoffer 2] bij de voordeur aangekomen. [Slachtoffer 2] vertelde dat de man haar had lastig gevallen op de Geenstraat te Geleen. Ik vroeg aan [slachtoffer 2] het signalement van de persoon. Zij antwoordde dat de persoon een blauw T-shirt zou dragen. Ik ben gaan kijken of ik die persoon zag. Ik ben gaan rondkijken op de Geenstraat. Ik zag een mij onbekende persoon over de Geenstraat fietsen. Ik heb niet gezien dat deze fiets licht voerde. Ik ben vervolgens achter deze man aangegaan. Ik besloot de man aan te spreken. Ik rook dat de man naar alcohol rook. Ik ben vervolgens weer naar huis gereden. Ik vroeg aan [slachtoffer 2] of die man een blauw T-shirt droeg of dat dit een blauw overhemd was. [Slachtoffer 2] antwoordde dat dit een blauw overhemd was. Ik realiseerde mij toen meteen dat ik met de dader gesproken had. Het was een man in de leeftijd van ongeveer 30 jaar oud, slank mager postuur, blond stekeltjes haar, afstaande flaporen. Hij was gekleed in een spijkerbroek en een blauwe blouse."

e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Naar aanleiding van het door de getuige verstrekte signalement selecteerde ik 14 verdachtenfoto's. Vervolgens toonde ik de getuige [slachtoffer 2] de fotoselectie. Ik zag dat de getuige bij het zien van foto 4 emotioneel werd. De getuige verklaarde vervolgens tegenover mij: "Dat is hem. Hij is de man geweest die mij op de fiets heeft vastgepakt." De door de getuige aangewezen foto is in het herkenningsdienstsysteem opgenomen onder de naam:

[verdachte], geboren [geboortedatum]/1967 te [geboorteplaats].

Fotonummer: LJN PL2400:05:06450."

f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Naar aanleiding van een ingesteld onderzoek is een mogelijke verdachte bekend geworden. Daarnaast heb ik 7 foto's geselecteerd die op deze persoon lijken. Met deze selectie heb ik een fotomap samengesteld. Vervolgens toonde ik getuige [betrokkene 2] de fotomap. Ik zag dat de getuige commentaar gaf bij het zien van foto 3. De getuige verklaarde vervolgens tegenover mij: "Die is het."

Bij deze fotoconfrontatie had de foto van de verdachte het nummer 3. De door de getuige aangewezen foto is in het herkenningsdienstsysteem opgenomen onder de naam:

Fotonummer: LJN PL2400:05:06450;

Naam: [verdachte];

Voornamen: [voornamen];

Geboren: [geboortedatum]/1967;

Woonadres: [adres];

Woonplaats: [woonplaats];

Woonland: Nederland."

2.2.3. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt ten aanzien van feit 3 voorts het volgende in:

"Het hof overweegt dat verdachte tijdens de verhoren door de verbalisanten steevast met "[verdachte]" wordt aangesproken, waarbij het naar het oordeel van het hof tevens een feit van a1gemene bekendheid is dat de naam "[verdachte]" een gebruikelijke roepnaam is voor iemand wiens officiële naam "[verdachte]" is."

2.2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering verder nog het volgende overwogen:

"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof besloten om de bewijsmiddelen in de gelijktijdig, doch niet gevoegde strafzaak tegen verdachte onder parketnummer: 20-003670-08 te voegen in de onderhavige strafzaak (en omgekeerd). Dit gegeven brengt met zich mee, dat het hof de beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, tevens kan - en zal - doen steunen op de laatstbedoelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd met de bewijsmiddelen van de onderhavige strafzaak. Het hof merkt met name op, dat in de tegen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangebrachte (zeden)zaken sprake is van een hoge mate van overeenstemming in de wijze waarop de slachtoffers in die zaken door de dader zijn benaderd en behandeld.

Deze vergelijkbare 'werkwijze' bestaat veelal in het zich in de nachtelijke uren per fiets, al dan niet verlicht, verplaatsen in steeds dezelfde omgeving om - na achtervolging - de vrouwelijke slachtoffers, die ook op de fiets zijn, aan te spreken, waarbij de verdachte steeds vergelijkbare openingszinnen gebruikte en de desbetreffende vrouwen voorts onzedelijk betastte, dan wel op de een of andere manier aanraakte. Een andere voor verdachte kenmerkende 'werkwijze' is het in de nachtelijke uren belagen van vrouwelijke slachtoffers in een lift van een flat, waarbij de lift door verdachte werd stopgezet, de vrouwelijke slachtoffers van hun vrijheid werden beroofd en ten slotte op een vergelijkbaar gewelddadige wijze werden verkracht en mishandeld door verdachte."

2.3. Het Hof heeft gemotiveerd uiteengezet dat en waarom het van oordeel is dat de verklaringen van de aangeefsters voldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Dat oordeel geeft niet blijk van miskenning van art. 342, tweede lid, Sv, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd.

2.4. Het middel faalt.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt met betrekking tot feit 2 in de zaak met parketnummer 03/703667-05 dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte de daar vermelde goederen heeft weggenomen.

3.2.1. Ten laste van de verdachte is in genoemde zaak onder 2 bewezenverklaard dat:

"hij op 13 december 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm, een beurs, een pakje sigaretten en een aansteker, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,

- [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, stopgezette lift heeft vastgehouden, en (vervolgens) in die lift

- [slachtoffer 3] op de grond heeft gegooid en

- [slachtoffer 3] bij de keel/nek heeft vastgepakt en

- zijn, verdachtes, hand op de mond van [slachtoffer 3] heeft gehouden en

- [slachtoffer 3] meermalen heeft geslagen en geschopt (tegen het hoofd) en meer van zijn, verdachtes, vingers in de keel van [slachtoffer 3] heeft gestoken en

- [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat zij niet mocht schreeuwen anders zou hij, verdachte, haar vermoorden."

3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt, voor zover hier van belang, op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:

"Op maandag 12 december 2005 ben ik met de lijnbus naar de Meijer in Geleen gegaan. Omstreeks 00.15 uur of 00.20 uur kwam de Omnibus. Ik bestel hem altijd voor 00.30 uur. De bus heeft me toen afgezet thuis en heeft nog gewacht totdat ik in de lift stond. De chauffeur is daarna weggereden. Een man klopte en deed de deur open met een sleutel.

Hij moet een sleutel hebben, omdat je anders daar de flat niet binnen komt. Toen ik nog in de taxi zat, zag ik op de stoep in de Wagenaarstraat een man lopen, dezelfde die later bij mij in de lift is gestapt. Ik vond het een heel raar type. De taxichauffeur zei nog dat je zoveel rare types hebt en hij voegde daar nog aan toe, eer jij in de flat bent, is die man er lang niet meer. Ik had die man nog nooit eerder gezien bij de flat.

Ik maakte de deur open van de flat. De eerste deur gaat vanzelf open, maar de tweede deur daar heb je een sleutel voor nodig. Door gebruik te maken van deze sleutel kom je in de hal van de flat. Deze sleutel is een hele aparte sleutel, omdat je er bij de woningstichting voor moet betalen, wil je het krijgen. Het is een blauwe sleutel en je kunt er geen duplicaat van maken. In de hal zijn twee liften, ik neem altijd de oneven lift aan de linkerkant. Ik had de deur van de lift net open en net toen ik de deur dicht wilde laten vallen, klopte er iemand op de ruit van de tussendeur van de hal van de flat. Ik keek in die richting van de toegangsdeur en zag mijn latere aanrander staan. Ik zag dat hij een blauwe sleutel had van die toegangsdeur en zag dat hij gebaarde dat ik even moest wachten. Ik zag door het doorzichtige glas dat hij een blauwe sleutel aan een sleutelbos had hangen. Ik zag dat hij naar de lift kwam. Toen hij bij me in de lift stapte, zei hij nog goedemorgen met een Limburgs accent.

Ik rook toen al dat hij naar alcohol rook. Hij stonk naar bier. Nadat de lift omhoog ging, drukte hij tussen de 3e en de 5e verdieping op de noodrem. Ik hoorde een klik en wist toen dat het de noodrem was, omdat de lift gelijk stopte.

Hij heeft me toen tegen de grond gegooid. Hij had me al in de houdgreep en hij heeft me met zijn arm om mijn nek vastgepakt. Ik kon de lift niet meer omhoog laten gaan. Hij pakte me bij mijn nek vast en drukte me naar beneden met mijn gezicht tegen de grond. Ik was op mijn buik terechtgekomen. Toen ik op de grond lag, begon hij mij te schoppen en te slaan. Op dat moment deed hij net even zijn hand weg voor mijn mond, daarom kon ik schreeuwen. Hij deed toen zijn hand weer voor mijn mond en zei: "als je nog eens schreeuwt, dan vermoord ik je." Toen hij me om mijn keel had vastgepakt, deed hij meteen zijn hand voor mijn mond. Op dat moment deed hij ook nog een vinger achter in mijn keel. Mijn gebit ging schuiven en toen dacht ik, nu ben je er geweest. Ik heb een verwonding aan de binnenzijde van mijn mond. Dat is door het slaan en door die vinger in mijn keel gekomen. Ik lag op mijn knieën met mijn hoofd op de grond. Ik hoorde dat hij de rits van zijn broek opendeed. Hij zette zijn knieën op de achterzijde van mijn benen, die hij uit elkaar had gedaan. Ik hoorde een plastic zakje ritselen en ik vermoed dat hij een condoom gebruikt heeft. Hij probeerde met zijn penis in mijn vagina te komen, dat lukte niet. Toen heeft hij het met een vinger geprobeerd. Het voelde niet aan als een blote vinger, daarom denk ik dat hij handschoenen aanhad. Ik hield mijn vagina dicht, daarom lukte het hem niet om met zijn penis in mijn vagina te komen. Ik voelde daarna dat hij met een vinger in mijn vagina ging. Hij stak die zover naar binnen en zo hard, dat het pijn deed. Hij bewoog hard op en neer met die vinger. Ik had een broek en onderbroek aan en die heeft hij afgetrokken op het moment dat ik op mijn knieën zat. Die man had zoveel kracht en ik was zo overdonderd, dat ik de kracht niet had om me te verzetten. Mijn onderbroek en broek zijn op mijn knieën blijven zitten. Nadat hij die vinger in mijn vagina had gestoken, heeft hij geprobeerd om zijn penis in mijn anus te steken, en dat is hem gelukt. Hij ging meer dan een keer op en neer. Hij heeft met tussenpozen zijn penis in mijn anus gedaan.

Tussendoor heeft hij mijn tas leeggemaakt. In mijn tas zat onder meer mijn GSM, een pakje Belinda sigaretten die in een etui zaten, waar ook een aansteker bij zat. Het is een zwarte portemonnee met twee of drie ritssluitingen. Daar zaten twee briefjes van 50 en een briefje van 20 en een briefje van 5 euro in. Verder een stuk of l0 munten van 2 euro. Ik neem aan dat hij in mijn tas ging rommelen, nadat hij de eerste keer klaargekomen was.

Ik lag nog met mijn hoofd op de grond, zodra ik even bewoog stampte hij mij tegen mijn hoofd of in mijn gezicht. Met zijn schoenen, maar ook met zijn vuisten.

De persoon die ik eerder heb zien lopen, was zeker degene die dit gedaan heeft. Ik kan de man als volgt omschrijven: hij had een bril op en verder kan ik zeggen dat hij kortgeknipt haar heeft, een normaal postuur heeft, tussen de 1.70 meter en 1.80 meter groot is en tussen de 40 en 50 jaar oud. Hij sprak plat Limburgs Dialect."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op donderdag 15 december 2005 ben ik, [verbalisant 4], inspecteur van politie, tevens hulpofficier van justitie, met schriftelijke toestemming van verdachte/bewoner de woning binnengetreden aan [adres], zulks ter inbeslagneming.

In de woning werd in beslaggenomen:

Een beurs, inhoudende voor 100 euro aan bankbiljetten

(1 x 50 euro, 1 x 20 euro, 2 x 10 euro en 2 x 5 euro). Uit een bakje op het buro: 8 x 2 euro munten."

3.3. Uit de hiervoor weergegeven verklaring van de aangeefster heeft het Hof kennelijk afgeleid dat de verdachte de zich in haar tas bevindende voorwerpen heeft weggenomen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk nu die verklaring inhoudt dat de verdachte haar tas heeft leeggemaakt en onder welke omstandigheden dit is geschied.

3.4. Het middel faalt.

4. Beoordeling van het derde middel

4.1. Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak innerlijk tegenstrijdig is, nu het in de zaak met parketnummer 03/703667-05 onder 1 en 2 bewezenverklaarde dezelfde feitelijke gedragingen van de verdachte betreft.

4.2. Hetgeen ten laste van de verdachte onder 2 is bewezenverklaard, is weergegeven onder 3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:

"hij op 13 december 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3], te weten het duwen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van [slachtoffer 3] en het duwen van zijn, verdachtes, penis in de anus van [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid en bedreiging met geweld hierin dat verdachte

- [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, stopgezette lift heeft vastgehouden, en (vervolgens) in die lift

- [slachtoffer 3] op de grond heeft gegooid en

- [slachtoffer 3] bij de keel/nek heeft vastgepakt en

- zijn, verdachtes, hand op de mond van [slachtoffer 3] heeft gehouden en

- [slachtoffer 3] meermalen (met vuisten) heeft geslagen en/of geschopt (tegen het hoofd) en

- meer van zijn, verdachtes, vingers in de keel van [slachtoffer 3] heeft gestoken en

- [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat zij niet mocht schreeuwen anders zou hij, verdachte, haar vermoorden en

- de onderbroek van [slachtoffer 3] heeft uitgetrokken,

en aldus voor [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan."

4.3. Het middel berust op de opvatting dat (bedreiging met) geweld en/of een andere feitelijkheid niet kan worden gepleegd zowel teneinde het slachtoffer te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen als teneinde een diefstal gemakkelijk te maken om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Die opvatting vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht.

4.4. Het middel faalt.

5. Beoordeling van het vierde middel.

5.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

5.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

6. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 april 2011.